H2 Stoffen in huis 2.1 K2

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

2.1 Stoffen in huis
Welkom Kader-2
Maak opdracht 15 van 1.4 Meten       START IN:
Je hebt straks je laptop nodig                              



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.

timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle 
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Maak de opdrachten van paragraaf 1.4 Meten:
2, 4, 6, 8, 10, 12 en 14

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik
  1. Je kunt van een aantal meetapparaten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.
  2. Je kunt het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur.
  3. Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
  4. Je kunt enkele meetapparaten aflezen.
  5. Je kunt enkele eenheden naar elkaar omrekenen.

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik
Is deze oventhermometer analoog of digitaal?

Slide 7 - Tekstslide

Terugblik
Vul in:
A.  lengte is eenheid/ grootheid
B. meter is eenheid /grootheid
C. liter is eenheid/grootheid
D. Massa is eenheid/grootheid

Slide 8 - Tekstslide

Terugblik
Hoe noemen we deze thermometer? 

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdstuk 2: Stoffen
2.1 Stoffen in huis

2.2 Zuivere stoffen en mengsels
2.3 Massa en volume
2.4 Dichtheid

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen H 2.1 Stoffen in huis
  1. Je kunt vier stofeigenschappen noemen.
  2. Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.
  3. Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Stoffen herkennen 
Water, wasbenzine en alcohol zien er bijvoorbeeld precies hetzelfde uit. 
Het zijn alle drie heldere, kleurloze vloeistoffen. 
Helder betekent dat je erdoorheen kunt kijken.

Veel stoffen hebben een geur waaraan je ze meteen herkent. Denk maar aan azijn of aan chloor dat je in een zwembad ruikt.

Slide 12 - Tekstslide

Stoffen ordenen
Stofeigenschap
Kenmerk waaraan je een stof kunt herkennen.
Je kunt stofeigenschappen gebruiken om stoffen van elkaar te onderscheiden.

Voorbeelden van stofeigenschappen zijn:
geur: alcohol heeft een andere geur dan benzine.
kleur: koper is rood-oranje, goud is geel, lood is grijs.
smaak: suiker smaakt zoet, keukenzout smaakt zout.
brandbaarheid: benzine is brandbaar, water niet.

Slide 13 - Tekstslide

Stoffen ordenen
Als je stoffen opbergt, mag je ze niet zomaar bij elkaar zetten.
Meestal zet je stoffen met dezelfde toepassing bij elkaar. 
Toepassing betekent waar je een stof voor gebruikt. 
Zo krijg je groepen stoffen, zoals voedingsmiddelen, medicijnen, schoonmaakmiddelen en brandstoffen (afbeelding).

Slide 14 - Tekstslide

Stoffen en veiligheid
Sommige stoffen die in het huishouden gebruikt worden, kunnen gevaarlijk zijn.

Een stof kan op meerdere manieren gevaarlijk zijn:
• als je de stof inademt;
• als je de stof inslikt;
• als je de stof op je kleren, op je huid of in je ogen krijgt;
• als je met vuur bij de stof komt;
• als je de stof mengt met een andere stof.

Slide 15 - Tekstslide

Oefenopdracht 1
Omar beschrijft een onbekende stof op de volgende manier:
“Het is een vloeistof. De vloeistof is helder en heeft geen kleur.”
Wie heeft gelijk en wie niet?
Karel zegt: “Dan kan het alleen water zijn.”
Peter zegt: “Dan kan het alleen wasbenzine zijn.”
Omar zegt: “Het kan ook alcohol zijn.”

Wie heeft er gelijk?


Slide 16 - Tekstslide

Oefenopdracht 2
Hanneke wil onderzoeken of een bepaalde stof suiker of zout is.

Welke stofeigenschap kan ze dan het best onderzoeken?

A. Brandbaarheid
B. Geur
C. Kleur
D. Smaak

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de opdrachten van paragraaf 2.1 Stoffen in huis:
1, 3, 5, 7, 9 en 11
Je mag samenwerken!

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting: we weten....
  1. Je kunt vier stofeigenschappen noemen.
  2. Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.
  3. Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.

Slide 19 - Tekstslide

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 20 - Woordweb

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 21 - Woordweb

Ik snap de leerdoelen:
Je kunt vier stofeigenschappen noemen.
Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.
Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje....

Slide 22 - Quizvraag

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:
Zet in je Planner!
Maak de opdrachten van paragraaf 2.1 Stoffen in huis:
1, 3, 5, 7, 9 en 11

Dank je wel voor je aandacht!


Slide 23 - Tekstslide