Voltooid deelwoord les 37

Herhaling deel 1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2,3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Lezen
Herhaling les 37
Werkblad
Herhaling les 38
Werkblad
Herhaling les 45
Werkblad

Slide 2 - Tekstslide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

Boek niet bij je? Ga het nieuws lezen. 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord?


Slide 4 - Tekstslide

VD van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van vrijwel alle sterke werkwoorden eindigt op -en of -n
                 Ik heb heerlijk geslapen.
                 Wij hebben gisteren friet gegeten.
                 Hij heeft het niet gedaan
Bij het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden schrijf je wat je hoort. Hij heeft zijn band geplakt

Slide 5 - Tekstslide

Dus:
Sterke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -(e)n
smelten - smolten: Het ijs is gesmolten.

Zwakke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -t of -d 
maken - maakten: Zij hebben wat moois gemaakt.

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken voltooid deelwoord
  • Een voltooid deelwoord begint bijna vaak met
      ge–, be-, ver-, ont-
  •  Een voltooid deelwoord eindigt op –en, –t of –d.
  •  Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord.
        De meest voorkomende hulpwerkwoorden zijn : zijn,
        hebben  en worden
  •  het VD staat meestal achteraan in de zin

Slide 7 - Tekstslide

  • een voltooid deelwoord kan ook gebruikt worden als een bijvoeglijk naamwoord. Je  schrijft het dan  zo kort en zo eenvoudig mogelijk

De trui is gebreid - de gebreide trui
Het werkstuk is geprint - het geprinte werkstuk

Slide 8 - Tekstslide

't Sexy Fokschaap
ook wel 't x kofschip
eindigt het hele werkwoord -en op een letter uit het 't x kofschip?
Ja = +T
Nee= +D


Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan maken:

Slide 10 - Tekstslide

Noteer de werkwoorden:
1. Wat ben je veranderd.
2. Je hebt het zelf uitgekozen.
3. Je wordt gehersenspoeld.
4. Wie heeft dit bedacht?
5. Zij had een koekje gepakt.
6. Hij is jarig geweest.
7. Ik word naar school gereden.

Slide 11 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord:
Heeft je zus haar tas al ... (pakken)?

Slide 12 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik ben gister naar school ... (lopen)

Slide 13 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Het vliegtuig is nog niet ... (landen)

Slide 14 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb het hem gisteren ... (vertellen)

Slide 15 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren hebben wij de hele avond ...(dansen)

Slide 16 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb heel hard ....(rennen)

Slide 17 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren ben ik om vier uur naar huis...(gaan)

Slide 18 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb wel 10 minuten ...(fietsen)

Slide 19 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
De appel wordt in stukjes (snijden)

Slide 20 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van: knutselen
A
geknutselt
B
geknutseld

Slide 21 - Quizvraag

Welk voltooid deelwoord is goed geschreven?
A
onthouden
B
geonthouden

Slide 22 - Quizvraag

Voltooid deelwoord:

pletten

Slide 23 - Open vraag

voltooid deelwoord van
vouwen

Slide 24 - Open vraag

voltooid deelwoord
van raadplegen

Slide 25 - Open vraag

voltooid deelwoord
proeven
A
geproefd
B
geproeft
C
geproeven

Slide 26 - Quizvraag

'Het voltooid deelwoord van verkleuren is 'verkleurd'
A
bedoelt
B
bedoeld
C
zeg
D
sprak

Slide 27 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van
aanzetten

Slide 28 - Open vraag

Kies de juiste spelling van het voltooid deelwoord van:

ontdooien
A
ontdooid
B
ontdooit
C
geontdooid
D
geontdooit

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Video