VW2_U3L5_Nr.1
1 / 19
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Welk hulpwerkwoorden gebruik je als je zelf vindt dat iets (niet) moet?
A
must/should
B
should/have to
C
have to/must
Slide 8 - Quizvraag
Welk hulpwerkwoord gebruik je wanneer het de betekenis heeft van 'zou moeten' (adviserend moeten)?
r
r
A
have to
B
must
C
should
Slide 9 - Quizvraag
Welk hulpwerkwoord voor moeten klinkt informeel (minder officieel)?
A
should
B
must
C
have to
Slide 10 - Quizvraag
Welk hulpwerkwoord klinkt formeler, dwingender?
A
must
B
have to
C
should
Slide 11 - Quizvraag
Welk hulpwerkwoord gebruik je om te zeggen dat iets niet anders kan, het moet wel zo zijn? (iets is logisch)
A
have to
B
must
C
should
Slide 12 - Quizvraag
Lisa, tell your brother he...be in bed at 8 PM.
A
has to
B
must
C
should
D
mustn't
Slide 13 - Quizvraag
They...leave him alone, he has done nothing wrong. (advise)
A
have to
B
must
C
don't have to
D
should
Slide 14 - Quizvraag
Mum says I ___ walk the dog.
A
should
B
must
C
have to
D
have got to
Slide 15 - Quizvraag
We ......... talk about this, it's a secret.
A
should
B
shouldn't
C
have to
D
don't have to
