De Samenleving H1 + H2 herhaling

De Samenleving 
H1 + H2 herhaling
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De Samenleving 
H1 + H2 herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijke onderwerpen
H1: Wisselkoers
H1: Internationale concurrentiepositie 
H2: Soorten goederen
H2: Inkomstenbelasting
H2: Staatschuld

Slide 2 - Tekstslide

Wisselkoers

De wisselkoers is de ‘prijs’ van een valuta --> munteenheden 

Slide 3 - Tekstslide

Wisselkoers





Stel je koopt nu voor 7,90 aan Deense kronen?
Is de koers van Deense kronen gestegen of gedaald?

Slide 4 - Tekstslide

Formule wisselkoers
VV-->€ = VV / koers = euro
€ --> VV = € x koers = VV

Slide 5 - Tekstslide

Euro, dollar, pond
De wisselkoers van 
de euro heeft 
gevolgen voor 
de import...





Slide 6 - Tekstslide

Internationale handel nodig?


Zonder internationale handel bestaat de hamburger van 
Mc Donalds niet. 

Slide 7 - Tekstslide

Welke factoren bepalen de internationale handel?
  • Ieder land heeft zijn of haar specialiteiten. 

Factoren die internationale handel en concurentie  bepalen:
  • Natuurlijke omstandigheden
  • De loonkosten
  • Arbeidsproduciviteit
  • De infrastructuur
  • Historische omstandigheden 

Slide 8 - Tekstslide

Collectieve Goederen
Collectieve goederen worden door de overheid gemaakt en zijn voor iedereen beschikbaar.
  • Brandweer
  • Leger
  • Zorg
  • Dijk
  • Speeltuin

Slide 9 - Tekstslide

Quasi-collectieve goederen
Quasi-collectieve (semicollectieve) goederen: individuele goederen die de overheid produceert.
Bibliotheken, tolwegen, onderwijs --> vanuit het belang kiest de overheid ervoor om het voor iedereen beschikbaar te stellen

Slide 10 - Tekstslide

Inkomstenbelasting

Slide 11 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
Wat is verschil tussen bruto inkomen en belastbaar inkomen?
Voorbeeld aftrekpost?

Slide 12 - Tekstslide

Gemiddelde tarief
Gemiddeld tarief: hoeveel procent je gemiddeld moet afdragen aan inkomensheffing van je brutoinkomen.

Slide 13 - Tekstslide

Staatschuld
Een begrotingstekort /overheidstekort = toename staatsschuld

Een begrotingsoverschot/ overheidsoverschot = afname staatschuld

Slide 14 - Tekstslide

Staatschuld
  • Staatsschuld groeit door lenen
  • Staatsschuld neemt af door aflossen van de schuld

Reden om de staatschuld af te lossen = rentelasten


Slide 15 - Tekstslide

Staatschuldquote 
Staatschuld/Nationaal inkomen x100%

 Staatschuld = 300 miljoen 
Nationaal inkomen= 600 miljoen 
300/600x100% = 50%

Staatschuld niet groter dan 60% van de totale productie in

Slide 16 - Tekstslide