4V, den 3. Februar

Sport und Kultur
Kapitel 3
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Sport und Kultur
Kapitel 3

Slide 1 - Tekstslide

Kapitel 3

Lesen: jede Woche einen Auftrag einreichen
Sprechen: Präsentation
Wortschatz & Grammatik (starke Verben)

Slide 2 - Tekstslide

Welchen Sport treibst du?
Welches Instrument spielst du?

Slide 3 - Woordweb

SUPER!
SOSO
NEIN,
DANKE
Theater
malen
fotografieren
Museum
lesen
singen
Festival
Konzert
Kino
Restaurant

Slide 4 - Sleepvraag

6

Slide 5 - Video

01:12
Gregor J. M. Weber sagt, dass
A
Rembrandt mit ganz anderen Maltechniken gemalt hat als andere Künstler.
B
man heute sehen kann, dass das kleine berühmte Mädchen der letzte Teil des Bildes war, der vom Künstler gemalt wurde.
C
man heute mit Hilfe eines Lasers sehen kann, wie die Bilder Rembrandts entstanden und was er im Malprozess verändert hat.

Slide 6 - Quizvraag

01:30
Wat wordt bedoeld met een 'Nachbau'?

Slide 7 - Open vraag

02:23
Wat betekent het woord 'ehrgeizig'?

Slide 8 - Open vraag

02:56
Was sagt der Sprecher?
A
Rembrandt eigentlich Lateinlehrer werden sollte.
B
Rembrandts Haus in Amsterdam heute ein Museum ist, das jedes Jahr fast 300.000 Menschen besuchen.
C
Rembrandt nur Gemälde erstellt hat.

Slide 9 - Quizvraag

03:36
Lidewij de Koekkoek …
A
zeigt das Bett von Rembrandts Familie, auf dem auch Rembrandts erste Frau starb.
B
sagt, dass Rembrandt meistens im Dunkeln arbeitete.
C
sagt, dass Rembrandt kaum Geld verdient hat.

Slide 10 - Quizvraag

03:57
Wat betekent 'pleite sein'?

Slide 11 - Open vraag

Hausaufgaben
Kijk in Magister èn in Classroom voor het huiswerk!

donderdag 4 februari af: 
Wortschatz    
NK Seite 107 - 112, Aufgabe 2, en 6. 
Vul het ontbrekende woord in en vertaal de zinnen in het Nederlands

Lesen
NK Seite 113/114, Text 2, Aufgabe 8a.
NK Seite 114, Aufgabe 8.b: zoek bij alle vragen de woorden op waarvan je de betekenis niet kent en noteer ze in je schrift.

Slide 12 - Tekstslide