hij is aan de ene kant nat en de andere kant droog,
de kleur van zijn jas verandert
Slide 8 - Tekstslide
Aufgabe 14b, S. 74
A
B
B
A
Slide 9 - Tekstslide
Aufgabe 14c, S. 74
1. eigen antwoord
2. WiseWear zijn sieraden die met een App zijn geconnecteerd. In een bepaalde noodsitautie zenden ze waarschuwingssignalen en jouw gps-coördinaten aan een van tevoren opgegeven contactpersoon.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Aufgabe 15a, S. 76
1. eigen antwoord
2. WiseWear zijn sieraden die met een App zijn geconnecteerd. In een bepaalde noodsitautie zenden ze waarschuwingssignalen en jouw gps-coördinaten aan een van tevoren opgegeven contactpersoon.
Slide 12 - Tekstslide
Wat zijn nu modale werkwoorden?
Deze geeft een hoofdwerkwoord een betekenis.
Modale werkwoorden kun je niet zelfstandig gebruiken, ze komen bijna altijd samen met een ander werkwoord.
Modale werkwoorden in het Nederlands zijn: moeten, kunnen, zullen, willen en mogen.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Modale werkwoorden in het Duits:
müssen = moeten (noodzaak),
sollen = moeten (van iemand anders),
wollen = willen, können = kunnen , dürfen = mogen, mögen = leuk vinden/houden van en wissen = weten
We gaan vandaag deze behandelen:
können, dürfen, müssen en wissen
Slide 15 - Tekstslide
kunnen =
können
Slide 16 - Tekstslide
mogen,
toestemming hebben =
dürfen
Slide 17 - Tekstslide
moeten (het kan niet anders, noodzaak) =
müssen
Slide 18 - Tekstslide
weten =
wissen
Slide 19 - Tekstslide
Regels vervoegen modale werkwoorden
Alle enkelvoudsvormen hebben een verandering in de stamklinker (wissen --> ich weiß)
Ich + er/sie/es = krijgen geen uitgang (ich darf, du darfst)
De meervoudsvormen krijgen dezelfde regels als regelmatige werkwoorden (wir müssen)
Slide 20 - Tekstslide
We gaan nu samen opdracht 19 doen:
Seite 79, Aufgabe 19
Luisteren!
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Seite 79, Aufgabe 21
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Kapitel 8:
E) Grammatik
Opdrachten 18, 20, 22, 23, 24WERBOEK (Blz. 78-80)
timer
20:00
Slide 25 - Tekstslide
Seite 84, Aufgabe 30
Slide 26 - Tekstslide
Seite 84, Aufgabe 30
Slide 27 - Tekstslide
Seite 84, Aufgabe 31
Seite 84,
Aufgabe 32
Slide 28 - Tekstslide
Seite 84, Aufgabe 32
Seite 84,
Aufgabe 32
Slide 29 - Tekstslide
Kapitel 8:
F) Sprechen
Opdrachten 34, 35, 39ONLINE (Blz. 84-88)
Klaar? --> Sprachmittel: NL-->DE Woord voor woord overschrijven (Blz. 98)
Slide 30 - Tekstslide
Lernziele
1. Je kunt de werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen in de tegenwoordige tijd gebruiken.
2. Je kunt de p-, t- en k- klanken goed uitspreken.
3. Je kunt vragen stellen en antwoorden geven over kleding en uiterlijk.