Les membres du corps

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Overhoren



Nakijken



Lesson Up



Opdr. 2 en 3, blz. 10 en 11!


Log na het nakijken in.


Woordenlijst A en B

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

"De Canadese Kapsalon"

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide



Les membres du corps

Slide 8 - Tekstslide


A
la bouche
B
le bouchon
C
la boutre
D
le bouton

Slide 9 - Quizvraag


A
le devoir
B
le doigt
C
le droit
D
le doing

Slide 10 - Quizvraag


A
l'oeil
B
l'oreillette
C
l'oreille
D
l'ongle

Slide 11 - Quizvraag


A
la même
B
la main
C
la mande
D
la haine

Slide 12 - Quizvraag


A
le doigt du pied
B
le pied
C
le pies
D
le piet

Slide 13 - Quizvraag

l'oeil
le bras
le pied
le dos
le genou
le ventre
la tête
het oog
de rug
de voet
de buik
de knie
de arm
het hoofd

Slide 14 - Sleepvraag

AVOIR mal à .....
( pijn hebben aan) 

Slide 15 - Tekstslide

mal à la  + vrl woordje
mal au + mnl woordje
mal aux + meervoud woordje

à + le = au   |    à + les = aux

Slide 16 - Tekstslide


Hij heeft pijn aan zijn hoofd
A
il avoir mal a la tête
B
il a avoir mail a la tête
C
il a mal à la tête
D
il mal à la tête

Slide 17 - Quizvraag


Wij hebben pijn aan het been
A
nous avoir mal à la jambe
B
nous avons mal à la jambe
C
nous avoir avons mal à la jambe
D
nous allons mal à la jambe

Slide 18 - Quizvraag


Zij hebben pijn aan de ogen
A
ils avoir mal aux yeux
B
ils ont mal à les yeux
C
ils ont avoir mal à les yeux
D
ils ont mal aux yeux

Slide 19 - Quizvraag


Jij hebt pijn aan je neus
A
tu avoir as mal au nez
B
tu as mal à le nez
C
tu as mal au nez
D
tu as avoir mal à le nez

Slide 20 - Quizvraag

Ik heb pijn aan de knie

Slide 21 - Open vraag


Zij heeft pijn aan de arm

Slide 22 - Open vraag

De ontkenning in het Frans
Nederlands: niet of geen

Frans: ne ......pas

Slide 23 - Tekstslide

ne ....... pas
Waar staat ne...pas?

Ne staat voor de persoonsvorm en pas staat erachter.

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Je chante une chanson.
Ik zing een lied.
Je ne chante pas une chanson.
Ik zing geen lied.

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Wanneer een persoonsvorm begint met een klinker of stomme h, verandert ne in n' (n-apostrophe).

Slide 26 - Tekstslide

Onthoud
J'ai = eigenlijk je ai
C'est = eigenlijk ce est

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld 2
C'est un garçon.
Het is een jongen.
Ce n'est pas un garçon.
Het is geen jongen.

Slide 28 - Tekstslide





Blz. 82 en 83



Hoe maak je deze zinnen ontkennend?

Slide 29 - Tekstslide

Planning
  • Ga verder met je opdrachten:
      zie planner.
  • Klaar na 15 minuten, nakijken.

Nog vragen voor we beginnen?
Blz. 10 en 11 van je werkboek
timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide