Grammar: Modal verbs

Modal verbs grammar 4
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Modal verbs grammar 4

Slide 1 - Tekstslide

How do you feel about te end of the Christmas holidays?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Modals = hulpwerkwoorden
Eigenschappen:
  • ze veranderen niet van vorm (alle personen hetzelfde*)
  • Na een hulpwerkwoord krijg je altijd het hele werkwoord
  • Vragend en ontkennend op z'n Nederlands.
  • Let op!!* to have to is uitzondering. I have to go/ DoI have to go? He has to work hard/ Does he have to work hard?

Slide 3 - Tekstslide

Verschil: Can/be able to
Weet jij het verschil in betekenis tussen deze zinnen?

I can't drive a car, I  don't have my driving licence.
I'm not able to drive my car because I've broken my leg.

Slide 4 - Tekstslide

Wist je het?
Can gebruik je voor een VAARDIGHEID die je wel of niet hebt. (YES,I CAN!)
I can swim very well.   He can run very fast. 

am/is/are/was/were ABLE to  gebruik je om te zeggen dat je wel of niet in staat bent om iets te doen
He is not able to swim because he is ill. ( but he can swim, he has a A diploma)
I was not able to help you because I had a party. ( but I can help you now)


Slide 5 - Tekstslide

be able to
gebruik je voor:
  • omdat iemand niet in staat is; lichamelijk of geestelijk. (ziek, depressie, iets gebroken)
  • het niet kan omdat je een andere afspraak hebt.

Slide 6 - Tekstslide

Verschil can/ could
Can gebruik je voor:
  •  een vaardigheid (ik kan het!)        
  • een verzoek. Can you help me?
  • vraag om of geef toestemming.  Can I go to the bathroom? Yes, you can. 
Could gebruik je voor:
  • Beleefder dan can.   Could  you show me the way?
  • verleden tijd van can. I could swim when I was 5 years old.

Slide 7 - Tekstslide

Verschil must/ should/ have to 
Weet jij het verschil in betekenis tussen deze zinnen?
  • I must do my homework, because I need a good mark for the test.
  • You must see that film! It's hilarious.
  • I have to do my homework or my parents will give me detention.
  •  I should do my  homework when I want to be successful this year.
  • I don't have to do my homework. We have Christmas holidays

Slide 8 - Tekstslide

Wist je het?
Must gebruik je als:
de spreker vindt dat het MOET (of het sterk aanraadt)
Have to (has to) gebruik je als:
Het van een ander MOET (ouders, docent, dokter etc.)
Should gebruik je als:
een advies/ een suggestie/ het juiste om te doen.
Don't/doesn't have to gebruik je als:
iets niet nodig is/ hoeft niet

Slide 9 - Tekstslide

Hopelijk hebben jullie het begrepen! Morgen gaan we oefenen

Slide 10 - Tekstslide

See you soon!

Slide 11 - Tekstslide