Opsomming of tegenstelling
1: Bart houdt van appels, peren en bananen.
2: Mag ik wat zeggen, vragen en vertellen?
3: Ik heb mijn huiswerk wel gemaakt, maar ik ben mijn schrift vergeten.
4: Ik hoor je wel, maar ik versta je niet.
5: Ik lust wel appeltaart, maar niet als er rozijnen in zitten.
6: Hans is gek op hardlopen, maar niet als het regent.