In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Du hast 3 min für:
Je hebt 3 min om:
te gaan zitten
jas uit
oortjes uit
mobiel in je tas
laptop gesloten op tafel
boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
Slide 2 - Tekstslide
Was machen wir heute?
Wörter schreiben/abfragen
Kurze Wiederholung basisregels lidwoorden
Uitleg aanvullende regels lidwoorden
An die Arbeit
Abschluss/ deutsches Lied
Slide 3 - Tekstslide
Lernziel
Aan het einde van de les kan je tenminste één aanvullende regel voor het gebruik van -der, -die en van -das benoemen, doordat je opdrachten en aantekeningen hebt gemaakt.
Slide 4 - Tekstslide
Wörter schreiben (Schrijf eerst de woorden op. Erachter schrijf je de vertaling)
bijna
gezellig
grappig
netjes
het plezier
gek
omdat
de kamer
timer
4:00
Slide 5 - Tekstslide
Wörter abfragen 1MH1
Slide 6 - Tekstslide
Basisregels lidwoorden
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer mannelijk?
Mannelijke personen, dieren en beroepen
de dagen
de seizoenen
de maanden
de dagdelen
Slide 8 - Tekstslide
Wanneer vrouwelijk?
vrouwelijke personen, dieren en beroepen
woorden die eindigen op: -heit, -keit, -ung, -e
Slide 9 - Tekstslide
Wanneer onzijdig?
woorden die in het Nederlands -het woorden zijn, zoals het huis (das Haus), het paard (das Pferd).
verkleinwoorden: deze woorden eindigen op -chen en -lein. Het meisje (das Mädchen), het boekje (das Buchlein)
Let dus goed op bij het woord Mädchen. Dit is wel een vrouw, maar het eindigt op -chen en is dus een verkleinwoord.
Slide 14 - Tekstslide
Neem dit over in je schrift!
timer
10:00
Slide 15 - Tekstslide
An die Arbeit
Machen im Buch: Dit moet af!
Opdracht 7, blz. 51 (Zet een kruisje in de juiste kolom. Is het een mannelijk, vrouwelijk of een het-woord en een persoon of dier)
Opdracht 9, blz. 52 (Zet de gegeven woorden bij de -der, -die of -das woorden. Lees nogmaals de aanvullende regels van de lidwoorden)
Opdracht 10, blz. 53 (Pas de regels toe en vul het juiste lidwoord in.
Hoe? Eerste 10 minuten niet praten en geen vragen stellen. Daarna fluisteren en vragen stellen.
Klaar? Schrijf de woordjes van Lektion 1, 2 en 3 op blz. 85 of opdracht 11 blz. 53
timer
10:00
timer
5:00
Slide 16 - Tekstslide
Lernziel
Aan het einde van de les kan je tenminste één aanvullende regel voor het gebruik van -der, -die en van -das benoemen, doordat je opdrachten en aantekeningen hebt gemaakt.
Slide 17 - Tekstslide
die Hausaufgaben
Maken: Opdracht 8, blz. 52
(zoek in een woordenboek of online het juiste lidwoord van de Duitse woorden op met de Nederlandse vertaling erachter)
Leren: Woordjes Lektion 2 op blz. 85 van NL-DU en DU-NL