deeltoets bespreking oefenen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Wat betekent "tu as"?

1. zij hebben
2. hij heeft
3. jij hebt
4. ik heb

Wat betekent "nous avons"?

1. ik heb
2. u heeft
3. wij hebben
4. zij hebben

Wat betekent "il a" ?

1. hij heeft
2. zij heeft
3. u heeft
4. zij hebben

Hoe vertaal je "men heeft" in het Frans ?

1. ils ont
2. nous avons
3. j'ai
4. on a

Hoe vertaal je "zij hebben" in het Frans ?

1. ils ont
2. elle a
3. vous avez
4. tu as

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

Tu ... quel âge?

1. as
2. es
3. avez
4. ont

Jacques et Françoise .... trois pommes

1. ai
2. a
3. avons
4. ont

Wat is de stam van het werkwoord 'chercher'?

A. Je

B. Vous 

C. Elles

D. Tu

marche

marchez

marches

marchent

Tu .... une sœur?

1. ont
2. a
3. as
4. avons

Jouer = spelen
Ik speel

1. Je joues
2. Je jouer
3. Je joue
4. Je jou

Regarder = kijken
hij kijkt

1. il regarde
2. il regardes
3. il regardent
4. il regardee

écouter = luisteren
jij luistert

1. tu écoute
2. tu écoutes
3. tu écoutees
4. tu écoutent

Donner = geven
jullie geven

1. vous donner
2. vous donnez
3. vouz donnez
4. vous donnee

habiter = wonen
zij wonen

1. ils/elles habitent
2. ils/elles habite
3. ils/elles habites
4. ils/elles habitee

wij spelen
(jouer)

Kies de juiste zin.
ww = PARLER

1. Nous parles français.
2. Nous parlons français.
3. Nous parlent français
4. Nous parlez français.

Hoe vervoeg je het werkwoord 'adorer': Roos et Floor (elles) ...... ?

Vervoeg het hele werkwoord 'chanter' (zingen) in elke persoon. Begin bij 'je'.