Les 5 Tekststructuur

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Op tafel:
Schrijfmap (eerst kort dictee) 
Laptop

Telefoon in zwarte zakkie

Slide 2 - Tekstslide

Agenda hst 5
Leerdoel: herkennen van een structuur in een gegeven tekst of bedenken van een structuur als je zelf schrijft. 
Hoe? Door uitleg en lessonup vragen
Maar eerst kort dictee

Slide 3 - Tekstslide

Pak een blaadje en schrijf

Slide 4 - Tekstslide

De Tweede Kamer was behoorlijk met zichzelf ingenomen na de Algemene Politieke Beschouwingen na Prinsjesdag. 

Slide 5 - Tekstslide

‘Pure democratie, zonder het harnas van coalitieakkoorden’ werd gejubeld.

Slide 6 - Tekstslide

Nou, dat hebben we geweten. Het was gewoon ordinair handjeklap. 

Slide 7 - Tekstslide

Doel van de les
Je herkent vaste structuren in teksten.

Je kent de vijf hoofdmodellen vaste tekststructuren.

Je kunt uitleggen waarom een bepaalde structuur bij een tekst past. 

Je kunt vooraf een structuur kiezen voor een tekst en de tekst uitwerken volgens die structuur. 

Slide 8 - Tekstslide

Korte brainstorm
Leerlingen mogen met school naar New York. Wat schrijf je in een brief naar ouders? 

Maak een mindmap van steekwoorden 
over wat je allemaal in die brief gaat zetten
timer
3:00

Slide 9 - Tekstslide

Structuur aanbrengen
Zet je steekwoorden in volgorde van hoe je dat in je brief gaat zetten 

Bedenk: wordt het een brief om te informeren, beschouwen overtuigen, activeren of amuseren? 
timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen hst 5

Je leert de structuur van een tekst herkennen  

Pak blz. 62/63 bruine boek erbij (of de foto) 

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk 

1 t/m 6 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Vaste tekststructuren p. 63
Naam
Inleiding
Kern
Slot
Aspectenstructuur
onderwerp
aspecten van onderwerp
samenvatting

Vraag-antwoordstructuur
vraag
mogelijke antwoorden
samenvatting / beste antwoord
Verleden-heden-toekomststructuur
onderwerp
situatie vroeger 
situatie nu
conclusie / 
toekomstverwachting
Voor-en-nadelen-structuur
vraag of stelling
voordelen
nadelen
afweging / conclusie
Argumentatiestructuur
stelling/standpunt
(tegen)argumenten
weerleggingen
conclusie / stelling/standpunt
Verklaringsstructuur
verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
oorzaken/verklaringen
conclusie / meest waarschijnlijke verklaring
Probleem-oplossingsstructuur
probleemstelling
beschrijving, oorzaken, gevolgen en oplossingen
beste oplossing

Slide 14 - Tekstslide

Stel: je hebt slecht kunnen leren voor de toetsweek en nu heb je vier onvoldoendes. Je praat hierover met je mentor. Welke structuur kies je voor dat gesprek?
A
aspectenstructuur
B
argumentatiestructuur
C
vraag-antwoordstructuur
D
probleem-oplossingsstructuur

Slide 15 - Quizvraag

Stel: je hebt in de toetsweek vijf achten gehaald, nice! Je mentor komt even met je kletsen en wil graag weten wat jij zo goed hebt gedaan. Welke tekststructuur verwacht je in dat gesprek?
A
argumentatiestructuur
B
voor-nadelenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
verleden-heden-toekomststructuur

Slide 16 - Quizvraag

Stel: je hebt van klasgenoten gehoord dat de docent van natuurkunde echt geweldig is. Nu wil jij ook natuurkunde in je pakket! Je twijfelt nog wel, want je overziet het niet allemaal. Welke structuur past bij een gesprek over deze kwestie?
A
aspectenstructuur
B
verklaringsstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
verleden-heden-toekomststructuur

Slide 17 - Quizvraag

Wat is nou eigenlijk een tekststructuur?
A
Is de opbouw van de alinea's in een tekst
B
Is een manier om een tekst in te delen.

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn tekststructuren?
A
Logische opeenvolgingen van functies
B
Inleiding, middenstuk, slot
C
Standpunt, argument
D
Anekdote, uitleg, samenvatting

Slide 19 - Quizvraag

Wat is GEEN tekststructuur?
A
probleem-oplossing
B
verklaring
C
aspecten
D
synoniem

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een tekststructuur?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Welkom!
Op tafel:
Schrijfmap (weer eerst kort dictee) 
Laptop

Telefoon in zwarte zakkie

Slide 23 - Tekstslide

Agenda hst 5
Leerdoel: herkennen van een structuur in een gegeven tekst of bedenken van een structuur als je zelf schrijft. 
Hoe? Door uitleg en lessonup vragen
Maar eerst kort dictee

Slide 24 - Tekstslide

Het Koninkrijk aan Zee is toch het land waar bij voorkeur autoriteit wordt betwist, regels niet in acht worden genomen en ludiek protest door het volksbloed stroomt?

Slide 25 - Tekstslide

Ach, clichés zijn er ook om landen in folkloristische beelden te vangen.

Slide 26 - Tekstslide

Noem twee manieren waarop vaste
tekststructuren je helpen in het schrijfproces.
Zie pagina 62 van je Kern handboek.

Slide 27 - Open vraag

Noem drie manieren waarop
vaste tekststructuren je helpen bij het lezen.
Zie pagina 62 van het Kern handboek.

Slide 28 - Open vraag

Stel, je schrijft een verslag van een
scheikundig proefje. Welke vaste structuur past hierbij? Zie het schema op pagina 63.

Slide 29 - Open vraag

Stel, je schrijft een verslag van een
scheikundig proefje. Waar begin je mee in de inleiding? Zie het schema op pagina 63.

Slide 30 - Open vraag

Stel, je schrijft een verslag van een
scheikundig proefje. Wat komt er in de kern van je verslag? Zie het schema op pagina 63.

Slide 31 - Open vraag

Stel, je schrijft een verslag van een
scheikundig proefje. Waar eindig je mee in het slot? Zie het schema op pagina 63.

Slide 32 - Open vraag

Vaste tekststructuren p. 63
Naam
Inleiding
Kern
Slot
Aspectenstructuur
onderwerp
aspecten van onderwerp
samenvatting

Vraag-antwoordstructuur
vraag
mogelijke antwoorden
samenvatting / beste antwoord
Verleden-heden-toekomststructuur
onderwerp
situatie vroeger 
situatie nu
conclusie / 
toekomstverwachting
Voor-en-nadelen-structuur
vraag of stelling
voordelen
nadelen
afweging / conclusie
Argumentatiestructuur
stelling/standpunt
(tegen)argumenten
weerleggingen
conclusie / stelling/standpunt
Verklaringsstructuur
verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
oorzaken/verklaringen
conclusie / meest waarschijnlijke verklaring
Probleem-oplossingsstructuur
probleemstelling
beschrijving, oorzaken, gevolgen en oplossingen
beste oplossing

Slide 33 - Tekstslide

Bij het schrijven van een tekst kun je gebruik maken van een vaste structuur.

Wat is een geschikte vaste structuur voor een productreview van een nieuwe smart phone?

Slide 34 - Open vraag

Bij het schrijven van een tekst kun je gebruik maken van een vaste structuur.

Wat is een geschikte vaste structuur voor brief aan de schooldirectie tegen het verbieden van smartphones in de klas;?

Slide 35 - Open vraag

Bij het schrijven van een tekst kun je gebruik maken van een vaste structuur.

Wat is een geschikte vaste structuur voor een gebruikshandleiding voor een nieuwe smartphone?

Slide 36 - Open vraag

Lees de tekst op pagina 48 van je oefenboek 'In alles zit een structuur, ook in een tekst'.

1. Welke manier van structuur in een tekst aanbrengen gebruiken jonge kinderen eerst?

2. Onder welke hoofdstructuur is deze manier van structureren onder te brengen?
(Zie handboek, p. 63.)

Slide 37 - Open vraag

Lees de tekst op pagina 48 van je oefenboek 'In alles zit een structuur, ook in een tekst'.

Welke tekstsoorten leren jonge kinderen vanuit de spreektaal te structureren? (Zie ook handboek, p. 59)

Slide 38 - Open vraag

Lees de tekst op pagina 48 van je oefenboek 'In alles zit een structuur, ook in een tekst'.

In de tekst worden twee manieren genoemd waarop je kinderen kunt leren zich bewust te worden van patronen en structuur in een tekst. Welke twee manieren?

Slide 39 - Open vraag

Lees de tekst op pagina 48 van je oefenboek 'In alles zit een structuur, ook in een tekst'.

Welke tekststructuur gebruikt de schrijver vanaf alinea 6?

Slide 40 - Open vraag

Lees de tekst op pagina 48 van je oefenboek 'In alles zit een structuur, ook in een tekst'.

Wat is de kritiek van de schrijver op het werken met voorgedrukte schrijfschema's?

Slide 41 - Open vraag

Lees de tekst op pagina 48 van je oefenboek 'In alles zit een structuur, ook in een tekst'.

Waarom is het belangrijk dat kinderen zich bewust worden van tekststructuur? Schrijf op in je eigen woorden. Gebruik niet meer dan 30 woorden.

Slide 42 - Open vraag

Als het goed is
 weet je welke structuren er zoal zijn en herken je structuren in een gegeven tekst 

Slide 43 - Tekstslide