4VWO Module 6 H3.2 De waarde van risico's

4VWO Module 6 H3.2 De waarde van risico's
Leerdoel:
Ik kan het handelen in risico’s toelichten en de voorkeur van beleggers voor aandelen, bedrijfsobligaties of staatsobligaties verklaren.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4VWO Module 6 H3.2 De waarde van risico's
Leerdoel:
Ik kan het handelen in risico’s toelichten en de voorkeur van beleggers voor aandelen, bedrijfsobligaties of staatsobligaties verklaren.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Voorbeeld
Stel, een belegger heeft € 1000. Dit kan hij op vier verschillende manieren beleggen:
- Op een spaarrekening op de bank zetten
- Een staatsobligatie van kopen
- Een bedrijfsobligatie van kopen
- Aandelen van kopen

Slide 8 - Tekstslide

Spaarrekening en staatsobligatie
Beleggen door te sparen of een staatsobligatie te kopen hebben weinig tot geen risico. De kans dat Nederlandse banken of de Nederlandse overheid niet uitbetalen is klein. Het rendement is echter ook niet hoog; stel dat de rente 3% is; het verwachte rendement is dan 3%.

Slide 9 - Tekstslide

Bedrijfsobligatie
Als de belegger een bedrijfsobligatie koopt, is risico hoger, omdat er een kans bestaat dat het bedrijf niet uitbetaalt (als het bijvoorbeeld failliet gaat). 
Als dat gebeurt, had hij beter kunnen beleggen in staatsobligaties of zijn geld op een spaarrekening kunnen zetten. Hij had dan in ieder geval 3% van € 1000 = € 30 gehad.

Slide 10 - Tekstslide

Stel dat de kans op niet uitbetalen gelijk is aan 20%.
Het risico wat hij loopt = kans op niet terugbetalen x geld wat hij zeker had kunnen hebben:
..................................................................................................


Echter, als er wel wordt uitbetaald, is het rendement hoger dan op een staatsobligatie, stel 5%. Het verwacht rendement wordt dan: 
...................................................................................................

Slide 11 - Tekstslide

Stel dat de kans op niet uitbetalen gelijk is aan 20%.
Het risico wat hij loopt = kans op niet terugbetalen x geld wat hij zeker had kunnen hebben:
20% van € 30 = € 6

Echter, als er wel wordt uitbetaald, is het rendement hoger dan op een staatsobligatie, stel 5%. Het verwacht rendement wordt dan: 
 (5% van €1000 x 0,8) / €1000 x 100% = 4%

Slide 12 - Tekstslide

Aandelen
Bij aandelen is het risico en verwachte rendement meestal nog iets hoger.
Stel dat wanneer er dividend wordt uitbetaald, dit € 100 is. De kans hierop is 75%.
Hoe groot is het risico? ...........................................................
Hoe groot is het verwachte rendement? 
.................................................................................................

Slide 13 - Tekstslide

Speculeren & koerswinst
Beleggers kunnen ook nog een andere reden hebben om een effect te kopen: de koersen kunnen stijgen, waardoor je het effect duurder kunt verkopen dan waarvoor je het gekocht hebt. Je hebt dan koerswinst. Als om die reden effecten worden gekocht, heet dit speculeren.

Slide 14 - Tekstslide