Concluderend: er volgt een
conclusie. (dus, daarom, kortom,..)
Redengevend: geeft aan waarom iemand iets doet. (omdat, want, daarom*, dus*, ....)
Vergelijkend: hier wordt een verschil of overeenkomst genoemd. (in vergelijking met, net als, meer/groter/beter dan,...)
Oorzakelijk: geeft aan waardoor iets komt. (doordat, daardoor, het gevolg is, dus*, dankzij,...)