VWO 5 - ch. 2: trappen van vergelijking

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Je hebt 3 onderdelen nodig:
- moins / aussi / plus                 =  minder / even / meer
- bijvoeglijk naamwoord
- que / qu'
Exemples:  Il est moins intelligent que son frère.
                        Marie est aussi belle qu'Amélie.
                        Mon cousin est plus petit que ma cousine.

Slide 2 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Hoe zeg ik dan:
1. Zij is minder jaloers dan haar zus.
2. Engels is even belangrijk als wiskunde.
3. Mijn broer is jonger dan ik.

Noteer de Franse vertaling van deze zinnen in je schrift.
Je krijgt hiervoor 3 minuten de tijd. Je mag je boek gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

VERGELIJK!
Wat heeft jouw buurman/vrouw opgeschreven?

Als jullie niet hetzelfde hebben, wie denk je dan dat het goede antwoord heeft?!

Slide 4 - Tekstslide

De antwoorden

1. Elle est moins jalouse que sa soeur.
2. L'anglais est aussi important que les maths.
3. Mon frère est plus jeune que moi.

Slide 5 - Tekstslide

Vertaal:
Mijn vriend is minder nerveus dan ik.
A
Mon ami est plus nerveux que moi.
B
Mon ami est moins nerveux qu'moi.
C
Mon ami est moins nerveux que moi.
D
Mon amie est moins nerveux que moi.

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal: De voorstelling is interessanter dan het boek.
A
Le spectacle est plus intéressant que le livre.
B
Le spectacle est moins intéressant que le livre.
C
Le cinéma est plus intéressant que le livre.
D
Le film est plus intéressant que le livre.

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal:
De jurken zijn duurder dan de T-shirts.
A
Les robes sont plus cher que les T-shirts.
B
Le robes sont aussi chères que les T-shirts.
C
Les robes sont plus chers que les T-shirts.
D
Les robes sont plus chères que les T-shirts.

Slide 8 - Quizvraag

Zijn moeder is even groot als
zijn tante.

Slide 9 - Open vraag

Noteer in je schrift:
de Franse vormen: 
goed, beter, best (voor zowel bvnw als bw)
slecht, slechter, slechtst (ook zowel bvnw als bw)

Doe dit alleen en zonder hulp van boek. 
2 minuten de tijd.

Slide 10 - Tekstslide

VERGELIJK!
Wat heeft jouw buurman/vrouw opgeschreven?

Als jullie niet hetzelfde hebben, wie denk je dan dat het goede antwoord heeft?!

Slide 11 - Tekstslide

GOED, BETER, BEST

bijv.nw
bon, meilleur, le meilleur

bijwoord
bien, mieux, le mieux
SLECHT, SLECHTER, SLECHTST


mauvais/mal, pire, le pire

maar kan ook met
(le) plus mauvais

Slide 12 - Tekstslide