2VMBO-KGT_Paragraaf_5.4_Persoonlijk_en_bezittelijk_voornaamwoord

Wat ga je vandaag leren?
  • Je weet al wat (splitsbare) werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden, hoofd-, rangtelwoorden, voorzetsels en persoonlijk voornaamwoorden zijn.
  • Je gaat leren wat een bezittelijk voornaamwoord is.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat ga je vandaag leren?
  • Je weet al wat (splitsbare) werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden, hoofd-, rangtelwoorden, voorzetsels en persoonlijk voornaamwoorden zijn.
  • Je gaat leren wat een bezittelijk voornaamwoord is.

Slide 1 - Tekstslide

In | de | zomer | wil | ik | graag | met | mijn | vrienden | gaan | zwemmen.

Slide 2 - Open vraag

Typ een voorbeeld van het zelfstandig naamwoord dat 'het' kan veranderen. "Ik geef je het morgen."

Slide 3 - Open vraag

Typ een voorbeeld van het zelfstandig naamwoord dat 'het' kan veranderen. "Is het moeilijk?"

Slide 4 - Open vraag

Typ een voorbeeld van het zelfstandig naamwoord dat 'het' kan veranderen. "Dat is het!"

Slide 5 - Open vraag

Maak een zin met 'het' als persoonlijk voornaamwoord.

Slide 6 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in. "Ik heb een televisie gekocht. Het is ... televisie."

Slide 7 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in. "Die fiets is van hem. Het is ... fiets."

Slide 8 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in. "Wij geven een feest. Het is ... verjaardag."

Slide 9 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in. "Dat vindt u. Het is ... mening!"

Slide 10 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in. "Mike en Danny lopen op ... gymschoenen."

Slide 11 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord (bvw) geeft een bezit aan. Het geeft aan van wie iets is.
- Deze fiets is van Vera. Het is haar fiets.
- Tommie is mijn hond en Sanne is jouw hond.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 13 - Open vraag

Sommige pvw en bvw zijn gelijk, zoals 'je'. Hoe weet je dan of het een pvw of een bvw is?
A
Nooit, je moet dan gokken.
B
Nooit, dus je typ ze altijd beide.
C
Controleren door het pvw te vervangen door een zn.

Slide 14 - Quizvraag

Voorbeelden van bezittelijke voornaamwoorden

Slide 15 - Woordweb

Bezittelijk voornaamwoord? "Morgen komt m'n oma op visite."

Slide 16 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord? "Zijn ogen zijn groen."

Slide 17 - Open vraag

Wat ga je vandaag leren?
  • Je weet al wat (splitsbare) werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden, hoofd-, rangtelwoorden, voorzetsels en persoonlijk voornaamwoorden zijn.
  • Je gaat leren wat een bezittelijk voornaamwoord is.

Slide 18 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord? "Onze zelfgemaakte taart was snel op."

Slide 19 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord? "Je hebt je best gedaan."

Slide 20 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord? "Heeft ze haar haar nou gekleurd?"

Slide 21 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord? "Dat is echt hun probleem!"

Slide 22 - Open vraag

Pvw en bvw? "Hij durfde z'n rapport niet te laten zien."

Slide 23 - Open vraag

Pvw en bvw? "Weet je dat onze mentor met al zijn leerlingen gesprekken heeft?"

Slide 24 - Open vraag

Pvw en bvw? "Op mijn school mag je je mobiel niet in de klas bij je hebben."

Slide 25 - Open vraag

Pvw en bvw? "Jij en ik zijn allebei veertien jaar."

Slide 26 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord? "Heb jij het haar gegeven?"

Slide 27 - Open vraag

Pvw en bvw: "Jouw vader zal ons vast niet geloven."

Slide 28 - Open vraag

Pvw en bvw? "We hebben twee cola-merken getest voor ons onderzoek."

Slide 29 - Open vraag

Wij | wonen | in | een | nieuwe | villa | aan | de | rand | van | de | stad.

Slide 30 - Open vraag

Deze | domme | handelswijze | brengt | de | jonge | minister | in | problemen.

Slide 31 - Open vraag

In | Nijmegen | worden | de | zomerfeesten | weer | gehouden.

Slide 32 - Open vraag

Over | twee | jaar | slagen | wij | voor | onze | diploma.

Slide 33 - Open vraag

Mijn | zwarte | jas | is | door | hem | gestolen.

Slide 34 - Open vraag