In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
BONJOUR
Mobiels in de telefoontas
Prend l'ordinateur
Ga naar Lesson-up en log in... (nom - naam)
Prend un livre, un cahier et un stylo
Slide 1 - Tekstslide
Aujourd'hui,
c'est le...
Slide 2 - Tekstslide
Le programme
Objectif: Aan het einde van de les kun je de werkwoorden vouloir en pouvoir gebruiken, kun je een uitnodiging schrijven en beantwoorden en weet je waar je op moet letten als je een korte tekst gaat schrijven.
Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?
- Le vocabulaire
- Grammaire H: pouvoir/vouloir
Slide 3 - Tekstslide
De schoenmaat
A
Les soldes
B
La cabine d'essayage
C
La pointure
D
La chaussure
Slide 4 - Quizvraag
Ik heb gewinkeld
A
J'ai fait les magasins
B
J'ai fait les vêtements
C
J'ai fait du shopping
D
J'ai fait les soldes
Slide 5 - Quizvraag
De rok is te groot
A
La jupe est trop grand
B
La jupe est trop grande
C
La robe est trop grand
D
La robe est trop grande
Slide 6 - Quizvraag
Traduis : hoeveel
Slide 7 - Open vraag
Traduis : veel
Slide 8 - Open vraag
LE VERBE FRANCAIS
Slide 9 - Tekstslide
D'abord la répétition des verbes
avoir - hebben
être - zijn
Slide 10 - Tekstslide
être
+
avoir
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
j'
sommes
ont
ai
avez
es
a
Slide 11 - Sleepvraag
Werkwoorden
pouvoir/vouloir
Slide 12 - Tekstslide
Je peux aller aux toilletes?
Il fait chaud, je veux manger une glace
Slide 13 - Tekstslide
Vouloir
Willen
Slide 14 - Tekstslide
Vouloir (= willen)
Présent (tegenwoordige tijd)
Je veux
Tu veux
Il/elle/on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Je veux
Tu veux
Il veut
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen
Slide 17 - Sleepvraag
In de verleden tijd
De verleden tijd heet in het Frans "passé composé"
Die bestaat uit een hulpwerkwoord (avoir of être) + voltooid deelwoord
Ik heb gewild= J'ai voulu
Wij hebben gewild = Nous avons voulu
Slide 18 - Tekstslide
Zet het werkwoord in de présent Ils (vouloir)
A
veulent
B
voulu
C
veut
D
voulons
Slide 19 - Quizvraag
Hoe zeg je in het Frans 'Jij hebt gewild'?
A
Tu as voulé
B
Tu as voulu
C
Vous avez voulé
D
Vous avez voulu
Slide 20 - Quizvraag
Pouvoir
Kunnen/Mogen
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Pouvoir (= kunnen, mogen)
Présent (tegenwoordige tijd)
Je peux
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Slide 23 - Tekstslide
Je peux
Tu peux
Il peut
Elle peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Jij mag
Zij mag
Wij kunnen
Zij mogen
Hij kan
Ik kan
Jullie mogen
Slide 24 - Sleepvraag
Les devoirs 2HV
Apprendre (leren)
Le vocabulaire E & F + phrases G & Grammaire H
Faire (maken)
H - grammaire (en ligne)
Slide 25 - Tekstslide
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen
Slide 26 - Sleepvraag
Voer de juiste vorm van vouloir in: nous ______________ (présent)
Slide 27 - Open vraag
Voer de juiste vorm van vouloir in: Ta copine ______________ (présent)
Slide 28 - Open vraag
Voer de juiste vorm van vouloir in: Alexandre __________ (passé composé)
Slide 29 - Open vraag
Voer de juiste vorm van vouloir in: Vous __________ (passé composé)