In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
1KT - Formatieve toets hoofdstuk 4: Warmte
Deze toets telt niet mee voor je rapport.
Je kunt met deze toets wel laten zien dat je dit hoofdstuk kent en snapt.
Slide 1 - Tekstslide
Meerkeuzevragen
Slide 2 - Tekstslide
Welke omzetting van energie vindt plaats als je een brandstof verbrandt?
A
Chemische energie naar elektrische energie
B
Chemische energie naar warmte
C
Warmte naar chemische energie
D
Warmte naar elektrische energie
Slide 3 - Quizvraag
Welke warmtebron zet elektrische energie om in warmte?
A
Een broodrooster
B
Een CV-ketel
C
Een open haard
D
Een kaars
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de brandstof in een open haard?
A
Aardgas
B
Hout
C
Houtskool
D
Spiritus
Slide 5 - Quizvraag
De meeste huizen in Nederland worden verwarmd met:
A
Aardgas
B
Hout
C
Steenkool
D
Stookolie
Slide 6 - Quizvraag
In een cv-ketel zit een warmtewisselaar. Welke bewering over de warmtewisselaar is waar?
A
De warmtewisselaar pompt warm water naar de radiatoren.
B
De warmtewisselaar wordt verwarmd door verbrandingsgassen.
C
In de warmtewisselaar geeft heet water warmte af.
D
In de warmtewisselaar neemt koude lucht warmte op.
Slide 7 - Quizvraag
Bij verbranding komt soms koolmonoxide vrij. Welke bewering over koolmonoxide is waar?
A
Koolmonoxide is slecht voor het milieu.
B
Koolmonoxide geeft een zwarte aanslag.
C
Koolmonoxide is giftig.
D
Koolmonoxide kun je ruiken.
Slide 8 - Quizvraag
Om brandende benzine te blussen gebruikt de brandweer soms zand. Wat is de functie van het zand?
A
De brandstof afkoelen.
B
De brandstof wegnemen.
C
De brandstof van de zuurstof afsluiten.
D
De ontbrandings-temperatuur van de brandstof verlagen.
Slide 9 - Quizvraag
Hieronder staan 3 opmerkingen over isolatie. 1. Met isolatiemateriaal kun je een woning verwarmen. 2. In een dikke winterjas blijft een sneeuwpop langer staan. 3. In dubbel glas stroomt lucht tussen de twee glaslagen. Welke opmerking is waar?
A
Opmerking 1
B
Opmerking 2
C
Opmerking 3
D
Ze zijn allemaal niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Je roert met een metalen lepeltje in een glas met heet water. Na verloop van tijd is het lepeltje te heet om vast te pakken. Dat is het gevolg van:
A
Geleiding
B
Straling
C
Stroming
Slide 11 - Quizvraag
Een hete radiator geeft voortdurend warmte af aan de lucht eromheen. Wat gebeurt daardoor met de lucht rond de radiator?
A
De lucht rond de radiator krimpt in, wordt lichter en stijgt op.
B
De lucht rond de radiator krimpt in, wordt zwaarder en daalt.
C
De lucht rond de radiator zet uit, wordt lichter en stijgt op.
D
De lucht rond de radiator zet uit, wordt zwaarder en daalt.
Slide 12 - Quizvraag
Een radiator verwarmt een kamer. Welke vorm van warmtetransport zorgt ervoor dat de kamer overal warm wordt?
A
Geleiding
B
Straling
C
Stroming
Slide 13 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord om de zin af te maken:
Zwarte, doffe objecten absorberen straling..
A
heel goed en blijven daardoor lang koel.
B
heel goed en worden daardoor snel warm.
C
heel slecht en blijven daardoor lang koel.
D
heel slecht en worden daardoor snel warm.
Slide 14 - Quizvraag
Open vragen
Slide 15 - Tekstslide
Bij de verbranding van aardgas ontstaan verbrandingsgassen. Welk gevaarlijk verbrandingsgas ontstaat als het aardgas onvolledig wordt verbrand?
Slide 16 - Open vraag
Wat is de oorzaak van de onvolledige verbranding van aardgas?
Slide 17 - Open vraag
Waarom is een onvolledige verbranding zo gevaarlijk voor mensen?
Slide 18 - Open vraag
Als het ’s zomers heel heet is, kun je beter lichte kleding dragen dan donkere. Leg uit waarom dat zo is.