Vendredi le 4 octobre (H3d-S40)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bonjour! Vous avez passé un bon weekend?

Menu du jour

- Huiswerk bespreken

- Apprendre 10: uitleg vraagzinnen maken

- Spreken/schrijven

- Oefenen met de futur

- Woordjes herhalen

Huiswerk bespreken

- afmaken PARLER ex. 23 p.75 (uitwerken!)

- afmaken ECRIRE ex. 30 p.80 (uitwerken!)

Gesloten vraagzinnen maken

( apprendre 10 p.85)

Vraagzinnen maken

1. Normale zin +

Voorbeelden:

Tu as faim -> Tu as faim?

Il danse -> Il danse?

Vraagzinnen maken

2. Est-ce que + gewone zin +

Voorbeelden:

Est-ce que tu as faim?

Est-ce qu'il danse?

Vraagzinnen maken (W/B)

3. Inversie +

Inversie = onderwerp en persoonsvorm omdraaien

Tussen de persoonsvorm en het onderwerp komt een streepje.

Voorbeelden:

Tu as faim -> As-tu faim?

Il danse -> Danse-t-il?

Op hoeveel manieren kun je een een gesloten vraag stellen in het Frans?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Op welke manier mag ik niet vragen of Paul voetbalt?

1. Est-ce que Paul joue au foot?
2. Paul joue au foot?
3. Est-ce que joue Paul au foot?

welke andere manier is correct voor de vraag : Il aime le chocolat?

1. Le chocolat il aime ?
2. Est-ce qu' il aime le chocolat ?
3. Aime-il le chocolat ?
4. Est-ce que il aime le chocolat ?

Maak deze zin een gesloten vraag met inversie.
Elle va au travail.

Au travail...

- PARLER: Maken exercices 17 en 18 p.72 (uitwerken!)

- FUTUR: Maken exercice 16F p.94

- Herhalen woordjes 1-2-4

Les devoirs

- PARLER: afmaken exercices 17 en 18 p.72

- FUTUR: afmaken exercice 16F p.94

- LEREN apprendre 10 p.85