In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 5
5.4 Schakelingen
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Vragen over paragraaf 5.1 - 5.3
Uitleg paragraaf 5.4
aan de slag met 5.4
Slide 2 - Tekstslide
Hoe noemen we alle stoffen die de stroom slecht geleiden?
A
Plastic
B
Geleiders
C
Isolatoren
D
Metalen
Slide 3 - Quizvraag
Ampère staat voor
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte
Slide 4 - Quizvraag
Wat zijn allemaal geleiders?
A
plastic, rubber, glas
B
plastic, glas, koper
C
koper, zilver, steen
D
koper, zilver, ijzer
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de eenheid van spanning?
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de spanning?
A
0V
B
6V
C
18V
D
36V
Slide 7 - Quizvraag
Waar hoort de stroommeter om de stroom door lampje 1 te meten?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 8 - Quizvraag
De eerste lamp heeft een stroomsterkte van 0.5A, wat is de stroomsterkte van de rest van de lampen?
A
0.5A
B
1A
C
0.25A
D
Kan je niet zeggen
Slide 9 - Quizvraag
De stroomsterkte in het linker lampje is 36mA Wat is de stroomsterkte door het rechter lampje ?
A
36 mA
B
12 mA
C
9 mA
D
4 mA
Slide 10 - Quizvraag
Sleep de lampjes die branden naar het goede schakelschema
Aan of uit?
Aan of uit?
Aan of uit?
Aan of uit?
Slide 11 - Sleepvraag
Welke schakelingen zijn in serie geschakeld?
Slide 12 - Open vraag
Vragen over paragraaf 5.1-5.3
Zijn er vragen over het huiswerk van paragraaf 5.1-5.3?
Zijn er vragen over de theorie van paragraaf 5.1-5.3?
Slide 13 - Tekstslide
Wat gaan we leren vandaag?
De leerling kent het begrip vermogen en kan dit uitleggen.
De leerling kent de formule P = U x I en kan hiermee rekenen.
Slide 14 - Tekstslide
Vermogen
Een apparaat met een klein vermogen, gebruikt per
seconde weinig energie
Maar een apparaat met een GROOT vermogen gebruikt
per seconde veel energie
Slide 15 - Tekstslide
Vermogen
Het vermogen (P) hangt af van: De spanning (U).
Hoe meer Volt (V), des te groter is het vermogen.
Het vermogen (P) hangt óók af van: De stroomsterkte (I).
Hoe meer Ampère, des te groter het vermogen.
De formule voor het vermogen is dus:
P = U x I
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
formule van vermogen
vermogen = spanning x stroomsterkte
P = U x I
Slide 18 - Tekstslide
Vermogen
Als we dus de spanning (U) invullen in Volt (V), en de stroomsterkte (I) in Ampere (A). Dan krijgen we het vermogen (P) in Watt (W).
Apparaten met een groot vermogen verbruiken dus meer elektriciteit en zullen dus sneller de batterij of accu waarop ze werken opmaken. Denk aan het heel helder zetten van je smartphone scherm. Het vermogen is dan groot, dus de accu zal sneller leeg raken.
Slide 19 - Tekstslide
Oefenen
Een lampje is aangesloten op 12 V. Door het lampje gaat een stroomsterkte van 5 A. Wat is het vermogen van het lampje?
Een magnetron van 1800 W is aangesloten op het stopcontact. Wat is de stroomsterkte door de magnetron?