Primaire kleuren= geel, rood en blauw: deze kleuren zijn niet door mengen te verkrijgen.
Slide 3 - Tekstslide
Secundaire kleuren
Secundaire kleuren= kleuren die men verkrijgt door de primaire kleuren in gelijke hoeveelheden, twee aan twee, met elkaar te mengen.
Oranje=rood+geel
Paars= rood+blauw
Groen=blauw+geel
Slide 4 - Tekstslide
Tertiaire kleuren
Tertiaire kleuren= ontstaat wanneer je een primaire met een secundaire kleur mengt.
licht-groen= geel+groen
donker-groen= blauw + groen
licht-oranje= geel + oranje
donker-oranje= rood + oranje
blauw-paars=blauw + paars
rood-paars = rood + paars
Slide 5 - Tekstslide
kleurcontrasten
Slide 6 - Tekstslide
kleur-tegen-kleurcontrast= tegenstelling tussen zuivere kleuren; de kleurwerking wordt meestal als bont en luidruchtig ervaren.
Slide 7 - Tekstslide
koud- warmcontrast= tegenstelling tussen koude kleuren en warme kleuren; dit contrast is belangrijk bij ruimtesuggestie en de suggestie van plasticiteit.
koud- warmcontrast= tegenstelling tussen koude kleuren en warme kleuren; dit contrast is belangrijk bij ruimtesuggestie en de suggestie van plasticiteit.
Slide 8 - Tekstslide
Complementair contrast= Tegenstelling tussen kleuren die tegenover elkaar in de kleurencirkel liggen
Slide 9 - Tekstslide
Licht-donkercontrast= Tegenstelling met lichte en donkere kleuren. Zwart en wit vormen het grootste licht-donkercontrast.
Slide 10 - Tekstslide
Verzadigde kleuren/zuivere kleuren= Kleuren in hun zuiverste vorm, pure kleuren; geen vermenging met zwart of wit.
Onverzadigde kleuren= Kleuren gemengd met wit, zwart of grijs; als gevolg daarvan is de kleurkracht afgenomen.
Slide 11 - Tekstslide
Verhelderde kleuren= Kleuren waaraan steeds meer wit is toegevoegd.
Verdonkerde kleuren= Kleuren waaraan steeds meer zwart is toegevoegd.
Slide 12 - Tekstslide
Kleurenfamilie= Een groep kleuren die onderling weinig verschillen; bijv.: kleuren toontrap.
Slide 13 - Tekstslide
Optische kleurmenging= het mengen van kleuren door het oog en niet van tevoren op het palet; bijv. bij pointilleren