Sociale relaties week 4

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 4

Sociale relaties les 4

Welkom

Planning: 

Terugblik leefgebied

Gesprekken voeren

5-G & Eindeloos gepest

Roos van Leary

Wat is de Roos van Leary ook al weer en waar kun je de uitkomsten van deze roos voor gebruiken?

Toepassen

Casus:

Mvr. De Jong woont in een woonzorgcentrum het Buitenhof. Ze heeft last van pijnlijke knieën door artritis. Sinds de dood van haar man beleeft ze weinig levensvreugde. Ze is verbitterd geraakt. Ze heeft de neiging zich terug te trekken in plaats van aan te geven wat ze nodig heeft.

Jij komt haar begeleiden als SW’er en vandaag ga je wat leuks met haar doen.

Ze is vandaag humeurig en beklaagt zich dat het eten niet lekker was en dat niemand tijd voor haar heeft.

Theorie kort herhalen, daarna opdracht:

Maak groepjes van 3 of 4. 

Reageer op mvr vanuit verschillende rollen:

tegen/boven

Samen/boven

Tegen/onder

Samen/onder

Wat is het effect van jouw gedrag op mvr. De Jong? En op de SW’er?

Observant(en) vertellen 

Wanneer kun je een sociogram inzetten binnen de hulpverlening?

Kijk naar deze sociogram en bedenk er 'een leven' bij.

Ga dan in een groepje de levens met elkaar vergelijken. Wat valt op?

Wat is de conclusie van jullie verhalen t.o.v. het gebruik van een sociogram? (objectief blijven)

In tweetallen bespreken. Beschrijf met je buurman/buurvrouw alles op wat je nog weet.

Kan in een mind map, placemat-methode, etc.

Geef dan je papier door en het volgende groepje vult aan…

Eventueel nog een ronde om compleet te maken.

Onderwijsleergesprek:

Benoem de elementen en leg ze uit.

Opdracht ZBMO model maken

Portfolio opdracht

Gesprekstechnieken

LSD

luisteren - samenvatten - doorvragen

Herhalen.

Wat is dit ook al weer. Noem eens een voorbeeld.

Nivea

Niet

Invullen

Voor 

Een 

Ander

Laat OMA thuis

Oordelen

Meningen

Adviezen

• Je kunt een gesprek voeren met gebruik van de LSD-technieken
• Je gebruikt in het gesprek de juiste vragen (open vragen)

Uitleg opdracht gespreksvoering

Uitleg

opdracht

gespreks-voering

Drietallen: Client, SW'er, observator

De observator vult het formulier in.

Twee rondes (6 casussen).

Werkwijze:

1e x oefenen:

SW'er voert gesprek met cliënt.

Observator vult formulier in.

Observator legt uit wat hij ingevuld heeft op formulier.

Doordraaien.

Ronde 2:

Zelfde, verbeter nu je gesprek a.d.h.v. de verkregen feedback. 

Maak in tweetallen een filmpje over een intakegesprek met een cliënt. Dit filmpje lever je in bij de docent. 

Je ontvangt de rubric van 1 retour. 

Oefengesprek

SW'er, client, observator.

Na elk gesprek Rubric invullen en samen bespreken (peer-feedback).

Rollen doordraaien, iedereen moet aan de beurt geweest zijn.

Bewaar je rubric in je portfolio!

Upload je observatieformulier in je portfolio. Waar ga je op letten bij het volgende gesprek?

Bedenk in groepjes een casus over een cliënt met een probleem met sociale relaties.

In het gesprek gaan jullie kennismaken met deze client en op zoek naar zijn/haar hulpvraag.

Filmpjes maken in duo's

Feedback geven aan elkaar

Maak nieuwe duo's. Laat je filmpje aan elkaar zien.

Gebruik hiervoor een nieuw observatieformulier.

5-G model

Bewust worden van jouw eigen gedrag, manier van communiceren, lichaamshouding etc. Maar ook: Wat doet gedrag, een opmerking, een houding van een ander met jou? En klopt dat ook, of is dat jouw interpretatie? Beschrijf wat een gebeurtenis met jou doet én wat zal het alternatief kunnen zijn?

Gebeurtenis: Wat is er gebeurd? Probeer dit zo specifiek en feitelijk mogelijk te beschrijven. → Ik gaf feedback aan een collega maar dat viel helemaal verkeerd, ze raakte geïrriteerd. In plaats van dit uit te spreken heeft ze me bijna de hele dag genegeerd.

Gedachten: Wat waren mijn gedachten op dat moment? Welke gedachten, oordelen, angsten gingen er door me heen? Op wat voor manier praatte ik in gedachte over mezelf; denk je positief, negatief of neerbuigend? Als je merkt dat er één gedachte centraal stond, is dit de kerngedachte. → Ik dacht negatief over mezelf, mijn kerngedachte is: “Ik kan beter mijn mond houden”.

Gevoelens: Wat voelde ik op het moment dat de situatie zich voordeed? Denk aan lichamelijke signalen en gevoelens zoals angst, boosheid, schaamte. Of juist opluchting en blijdschap. Maar ook: wat gebeurde er lichamelijk? Verstijfde je, kreeg je hoofdpijn, een brok in je keel? → Ik voelde me erg naar en bezwaard. Het liefste zou ik er over in gesprek gaan, maar ik heb het gevoel dat mijn collega dat niet wil, en ik wil me niet opdringen.

Gedrag: Wat deed je in die situatie en wat deed je juist niet? Hoe was het gedrag van anderen die betrokken waren bij de situatie? → Ik gaf mijn grenzen aan door feedback te geven aan een collega. Mijn collega raakt hierdoor geïrriteerd. Ik ben er niet meer op teruggekomen omdat ik dat spannend vind, dit had ik misschien beter wel kunnen doen.

Gevolg: Welke gevolgen heeft je gedrag? Beschrijf het zo specifiek mogelijk. → Het gevolg is dat er nu spanning is ontstaan tussen mij en mijn collega, wat gevolgen heeft voor de werksfeer.

Misschien zelf in laten vullen aan de hand van een eigen situatie?

www.npostart.nl

5-G model

Wat heb je geleerd?
Wat wil je nog meer weten?
Tip voor de docent