SOVA, les 3, niveau 4

SOVA, les 5, niveau 4

Module 3 Begeleiden in de zorg.

Hoofdstuk 2: Begeleiden van de individuele zorgvrager

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

SOVA, les 5, niveau 4

Module 3 Begeleiden in de zorg.

Hoofdstuk 2: Begeleiden van de individuele zorgvrager

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiden van het individu
Als verpleegkundige kun je zv. op diverse manieren in groepen indelen:
  • naar hun levensfase;
  • naar hun ziektebeeld of beperking;
  • naar hun opvattingen over levensbeschouwing;
  • naar het (probleem)gedrag dat ze vertonen.

= Factoren die van invloed zijn op jouw begeleiding als vpk, maar geen mens is gelijk dus is ook geen zorgvrager gelijk. 
Je stemt je begeleiding af op individu, op afzonderlijke mens, los van alle (sociale) groepen waarvan zv. deel uit maakt.





Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiding pas je aan op basis van:
1) Persoonlijkheid
Welke begeleiding is afhankelijk van individualiteit en eigenheid.  Persoonlijkheid van zorgvrager heeft daar een grote invloed op. Persoonlijkheid= eigenschappen van iemand op gebied van voelen, denken en doen.

2) Gedrag
=Gedrag is alles wat mensen doen en wat andere mensen kunnen waarnemen. Iedereen vertoont altijd gedrag, ook jij als vpk. 

Soms is gedrag bewust=bepaalde bedoeling of als reactie ergens op
Gedrag kan onbewust zijn=doet iets zonder dat je er zelf erg in hebt

Belangrijk dat je inzicht hebt in het gedrag van de zorgvrager, dat je weet waarom hij bepaald gedrag vertoont en wat het gedrag betekent.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de begeleiding hou je rekening met de levensfase van de zorgvrager: 

De levensfase waarin de zorgvrager zich bevindt, heeft veel invloed op de begeleiding die je als verpleegkundige geeft. Je communiceert met een kind bijvoorbeeld compleet anders dan met een jongvolwassene. Bij iedere levensfase hoort een andere mate van sociale, emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
15:00
Opdracht:

Groepjes van 2 of 3
Zoek op in theorie boek of via andere informatie bronnen:

Welke aandachtspunten (behoeften/noden/wensen)
zijn belangrijk in de begeleiding van: 
-Kinderen
-Pubers en adolescenten
-Begeleiden van volwassenen
-Begeleiden van ouderen


Slide 5 - Tekstslide



Kinderen:
  • Kinderen hebben behoefte aan veiligheid
  • Kinderen die zorg nodig hebben kind kunnen zijn. Net als andere kinderen moeten ze kunnen spelen en hun mogelijkheden onderzoeken, grenzen verleggen en grenzen opgelegd krijgen. 
  • Kinderen kunnen zichzelf vaak nog geen voorstelling maken van wat hen te wachten staat. Als verpleegkundige bereid je een kind daarom voor op wat er gaat gebeuren
Pubers en adolescenten:
Pubers (12-17 jaar) zijn op zoek naar hun identiteit. 
  • Ze zoeken antwoorden op vragen als: wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik? Begeleid je als verpleegkundige een zorgvrager in de puberleeftijd, zie en behandel hem dan als een persoon en niet als zorgvrager. 
  • Zieke pubers of pubers met een beperking leiden vaak een totaal ander leven dan hun leeftijdsgenoten. 
  • Het missen van leuke ervaringen of het niet naar school kunnen kan voor pubers erg zwaar zijn en van invloed zijn op hun stemming. Sowieso kunnen hun emoties pubers erg bezighouden; onzekerheid, neerslachtige buien, woede-uitbarstingen horen allemaal bij het gedrag van pubers. Pubers experimenteren ze met hun zelfstandigheid en onafhankelijkheid.
Bij de adolescent (17-22 jaar) is de identiteit al duidelijker gevormd. 
  • Maakt eigen keuzes voor de toekomst; studie, werken, partner, zelfstandig wonen. 
  • Heeft de adolescent zijn impulsen en emoties meer onder controle dan de puber. Hij kent zijn eigen identiteit beter en dat geeft houvast. 
  • Adolescenten zijn vaak gericht op vrijheid. Ziek zijn en zorg nodig hebben kan die vrijheid behoorlijk inperken. Zorg dat je in je begeleiding hiermee rekening houdt en geeft de adolescent zoveel mogelijk vrijheid. 
Begeleiden volwassenen (22-67 jaar) 
  • Jongvolwassenen (22-40 jaar) zijn bijvoorbeeld erg gericht op de toekomst en op zoek naar mogelijkheden en grenzen. 
  • Voor de jong- en middenvolwassene (40-55 jaar) geldt dat hun leven vaak draait om de relatie met de partner, kinderen krijgen en opvoeden, werken/carrière, de relatie met de eigen ouders
  • Rond 40e levensjaar kunnen volwassenen last krijgen van een midlifecrisis en zichzelf afvragen of ze in hun leven wel de juiste keuzes hebben gemaakt, of ze wel het leven leiden wat ze willen. .
  • De meeste vrouwen menstrueren tussen hun 40e en 60e jaar voor de laatste keer.  Met de menopauze is de vruchtbare periode in het leven van de vrouw voorbij. De overgang kan door veranderende hormoonhuishouding veel lichamelijke en psychische klachten veroorzaken als opvliegers, hevig transpireren, vermoeidheid, slapeloosheid, stemmingswisselingen en humeurigheid, concentratiestoornissen
Begeleiding van ouderen:
  • Ouderen vaak minder gezond en daardoor meer afhankelijk en hulpbehoevend. 
  • Ouderen hebben een heel leven achter zich. Een leven met lief en leed, waar ze in deze fase van hun leven op terugkijken en dat ze op waarde gaan schatten.
  • Gedrag van de ouderen kan voort komen uit zijn levensloop. Gedrag heeft altijd een oorzaak. Verdiep je daarom als verpleegkundige in het levensverhaal van de oudere. Vraag hem ernaar, of zijn naasten als de oudere het zelf niet kan of wil vertellen.

Rekening houden met diversiteit

In gezondheidszorg krijg je te maken met diversiteit van zorgvragers. 

Diversiteit: grote verschillen op het gebied van afkomst, leeftijd, identiteit, 
nationaliteit, seksuele geaardheid, religie, taalgebruik, gewoonten, waarden 
en normen..

Binnen eigen team: Collega's die een heel andere achtergrond hebben dan jij en
waardoor samenwerken soms vaker uitdaging kan zijn.

Respectvolle, open en niet-oordelende houding is belangrijk
Verdiep je in de wereld van de ander, in de gewoonten en het gedachtegoed, 
toon interesse, stel open vragen en accepteer verschillen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diversiteit in de zorg:

1. Culturele diversiteit
  • Hoe meer mensen verschillen, hoe grote kans op miscommunicatie. 
  • Kan rol spelen bij culturele diversiteit, wanneer collega's of zorgvragers andere culturele achtergrond hebben, (bv. geboren en getogen in andere land). 
  • Culturele achtergrond zegt veel over hoe persoon gewend is met anderen om te gaan, hoe over bepaalde onderwerpen denkt en oordeelt, wat 'goed' en 'kwaad' is. 

2. Diversiteit in levensbeschouwing
  • Levensbeschouwing = visie van een mens op het leven, betekenis en waarde van het leven en hoe het geleefd moet worden
  • De levensbeschouwing van zv is erg bepalend voor hoe hij omgaat met gezondheid, ziekte en beperkingen en de dood. bv pijnbestrijding, palliatieve sedatie of euthanasie .

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Diversiteit in seksuele en genderidentiteit
In Nederland staat het mensen voor een groot deel vrij om hun leven in te richten naar hun seksuele identiteit (tot wie ze zich aangesproken voelen) en genderidentiteit (iemands gevoelde overtuiging een man of vrouw te zijn).

 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn jullie eigen ervaringen m.b.t. diversiteit in de zorg?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Rekening houden met gezondheid en beperking tijdens de begeleiding van zorgvragers: 

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft een definitie gegeven wat ziekte betekent.

=Ziekte is een afwijkende toestand van het menselijk organisme met vermindering van autonomie (zelfstandigheid) die zich uit in stoornissen, beperkingen en handicaps.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de begeleiding houden we rekening met:
Lichamelijke beperking of stoornis:
Mate waarin en hoe een lichamelijke beperking of stoornis de zelfstandigheid van een zorgvrager beperkt is erg verschillend!
Voorbeelden?

Verstandelijke beperking:
ZV met zeer ernstige verstandelijke beperking leeft voornamelijk in eigen wereld en ervaart wereld via zijn lichaam. Je zorgt er als vpk vooral voor dat zv zich prettig en veilig voelt. 

Psychiatrische aandoening:
Zv. met depressieve fasen zal bijvoorbeeld tijdens zo'n fase minder zelfredzaam zijn dan in een gezonde periode. Een zorgvrager met schizofrenie die goed ingesteld is op medicatie, kan een volwaardig en zelfstandig leven leiden

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiden van zorgvragers met dementie

Geen eenduidige richtlijn voor de begeleiding van zv met dementie!

Dementie kan een progressieve aard hebben, echter het cognitieve vermogen kan ook langzaam verminderen, maar wel redelijk stabiel blijven.

Er zijn zv die erg angstig zijn en behoefte hebben aan veiligheid, maar ook zorgvragers die hun beperkingen niet inzien en daardoor juist in onveilige situaties belanden.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht:
-Per 2 of 3
-Raadpleeg boek of andere informatie bronnen en beantwoord volgende vragen:

  • Welke (algemene) aandachtspunten zijn er in de begeleiding van mensen met dementie?

  • Zoek op en leg uit: 
      Wat is Realiteit Oriëntatie Therapie (ROT) 

timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide



  • Wees rustig en geduldig.
  • Spreek in korte zinnen en gebruik geen moeilijke woorden.
  • Gebruik humor, maar maak geen grapjes als de zorgvrager het besef van humor kwijt is, de zorgvrager neemt dan wat je zegt letterlijk en zal je niet begrijpen.
  • Maak eerst contact met de zorgvrager voordat je hem iets vertelt of uitlegt.
  • Zorg voor structuur.
  • Stel geen vragen aan de zorgvrager waar hij het antwoord niet (meer) op weet.
Zorgvragers met beginnende dementie kun je begeleiden met de methodiek Realiteit Oriëntatie Therapie (ROT) die het proces van dementeren vertraagt. Met begeleiding volgens de ROT-methodiek probeer je :
  • zelfstandigheid, het zelfvertrouwen en welbevinden van de zorgvrager te vergroten en angst, verwarring en sociale achteruitgang te voorkomen.  
  • Met de ROT spreek je de functies van de zorgvrager die nog intact zijn aan. Dit doe je door de zorgvrager aanwezig te houden of terug te helpen naar het hier en nu. 
  • Je geeft realistische informatie over tijd, plaats en persoon en corrigeert verkeerde opvattingen of aannames van de zorgvrager. Ook handelingen die de zorgvrager verkeerd doet, bijvoorbeeld brood snijden met een kaasschaaf, corrigeer je.
Begeleiden van zorgvragers met onbegrepen gedrag:

= als vpk veelvuldig te maken met probleemgedrag of onbegrepen gedrag van zv. 
Zorgvragers kunnen meestal niet onder woorden brengen wat hen dwars zit.

Vormen van onbegrepen gedrag die regelmatig voorkomen zijn:
  • Agressie: zv. doet bewust of onbewust een ander emotioneel en/of fysiek pijn of brengt schade toe.
  • Claimen: Geen evenwicht tussen hulpvraag en welke zorg nodig of nuttig is. Zv. vraagt voortdurend aandacht, maar maakt niet duidelijk waarvoor;
  • Passiviteit: de zorgvrager toont geen enkel initiatief tot zelfredzaamheid.



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kunnen oorzaken zijn van probleem gedrag?

Slide 16 - Open vraag


  • angst of onzekerheid;
  • frustratie;
  • verdriet;
  • eenzaamheid;
  • onbegrip;
  • te veel of te weinig prikkels;
  • verveling;
  • gevoel van zinloosheid;
  • vermoeidheid;
  • pijn;
  • nieuwe medicatie.

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiden van zorgvragers met pijn
Veel zv hebben aandoeningen die fysieke pijn veroorzaken.

Pijn kan:
  • Van korte duur zijn en goed te behandelen met medicatie. 
  • Pijn kan chronisch zijn en moeilijk te bestrijden. 

Als verpleegkundige heb je een belangrijke rol bij het signaleren en bestrijden van pijn, maar ook in het begeleiden van zorgvragers met pijn.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de begeleiding van zv met pijn gelden volgende aandachtspunten: 

  1. Neem de pijn serieus.
  2. Probeer bij acute pijn oorzaak weg te nemen en adequate pijnstilling te geven.
  3. Onderzoek bij chronische pijn wat pijn voor de zv betekent en welke rol de pijn heeft in zijn leven, zodat de zv kan werken aan verandering of acceptatie.
  4. Wees eerlijk tegen de zv als je behandelingen moet doen die pijnlijk zijn.
  5. Help zv te ontspannen, bv met ademhalingsoefeningen of massage; daarmee doorbreek je de vicieuze cirkel van pijn.
  6. Neem de angst die de zorgvrager door de pijn ervaart serieus en probeer met eerlijke en duidelijke informatie de angst weg te nemen.
  7. Zorg voor afleiding, dat haalt de pijn voor een deel weg uit het bewustzijn.






Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiden van zorgvragers in de laatste levensfase..

Zorgvragers zijn in de laatste levensfase, of dit nu door hun leeftijd of een ongeneeslijke ziekte is, vaak bezig met zingevingsvragen. 

Zingeving is de behoefte van de mens om betekenis te geven aan zijn leven

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als verpleegkundige kun je de zorgvrager begeleiden in zijn laatste levensfase door

  • Te praten over zijn leven. Vragen die je kunt stellen zijn bijvoorbeeld of hij met een goed gevoel terugkijkt op zijn leven, of hij dingen anders had willen doen. 

  • Luister goed en geïnteresseerd. Uit de verhalen van zv kun je mogelijk nog onverwerkt verlies of wensen voor de (nog korte) toekomst opmaken.

  • Je kunt de zv ook actief vragen of hij nog wensen of plannen heeft voor het laatste deel van zijn leven. 

  • Stel hulp van een geestelijk begeleider of psycholoog voor als je merkt of denkt dat de zv daar behoefte aan heeft.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies