Uitleg H5 - werkwoordspelling - persoonsvorm in samengestelde zinnen
Lesdoel
Aan het eind van deze les weet je wat samengestelde zinnen zijn en hoe je ze kunt herkennen.
Aan het eind van deze les kun je de persoonsvormen in samengestelde zinnen op de juiste manier spellen.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Lesdoel
Aan het eind van deze les weet je wat samengestelde zinnen zijn en hoe je ze kunt herkennen.
Aan het eind van deze les kun je de persoonsvormen in samengestelde zinnen op de juiste manier spellen.
Slide 1 - Tekstslide
Op de volgende slide krijg je een filmpje te zien waarin uitgelegd wordt wat een enkelvoudige zin is en wat een samengestelde zin.
Na het filmpje krijg je een aantal vragen
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Waar moet je naar kijken om te bepalen of je een enkelvoudige of samengestelde zin hebt?
A
een komma
B
de lengte van de zin
C
de persoonsvorm
D
het onderwerp
Slide 4 - Quizvraag
Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
Hij wist vorige week op tijd de ramp te voorkomen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
Slide 5 - Quizvraag
Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
In de vakantie hebben we gebarbecued en we hebben gezwommen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
Slide 6 - Quizvraag
Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
Wij hebben gisteren een nieuwe laptop gekocht, want de oude was kapot.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
Slide 7 - Quizvraag
Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
Hierbij ontvangt u de factuur voor uw bestelling, die u binnen veertien dagen moet betalen
A
enkelvoudig
B
samengesteld
Slide 8 - Quizvraag
Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
Wat hij daar zegt, kan ik amper verstaan.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
Slide 9 - Quizvraag
Noteer de persoonsvormen van onderstaande, samengestelde zin.
Hij heeft cadeaus gekocht terwijl hij het geld niet had, daarom heeft hij nu schulden.
Slide 10 - Open vraag
Uit welke 3 losse zinnen bestaat onderstaande zin?
Hij heeft cadeaus gekocht terwijl hij het geld niet had, daarom heeft hij nu schulden.
Slide 11 - Open vraag
Noteer de persoonsvormen uit onderstaande, samengestelde zin.
Ik vind het niet aardig dat je dat zegt, maar je hebt wel een beetje gelijk
Slide 12 - Open vraag
Uit welke 3 enkelvoudige zinnen bestaat onderstaande samengestelde zin?
Ik vind het niet aardig dat je dat zegt, maar je hebt wel een beetje gelijk
Slide 13 - Open vraag
samenvattend (1/3)
Als het goed is, kun je nu een samengestelde zin herkennen. Je weet dus dat een samengestelde zin uit meerdere persoonsvormen bestaat.
Ook bij samengestelde zinnen moet je de persoonsvormen op de juiste manier spellen. Hiervoor gebruik je de regels zoals je die hebt geleerd voor de pv in de t.t. en de v.t.
Slide 14 - Tekstslide
samenvattend (2/3)
Bij de pv in de tt => 'lopen' invullen óf schemaatje uit je hoofd leren.
onderwerp
ik of jij/je achter pv
ik-vorm
jij/je
ik-vorm + t
hij/zij/het
ik-vorm + t
meervoud
heel werkwoord/infinitief
Slide 15 - Tekstslide
samenvattend (3/3)
Bij de pv in de v.t.
1. Kijk naar de laatste letter van de stam van het hele werkwoord.
2. Zit de laatste letter van de stam in 't kofschip x?
- Ja? => ik-vorm + te(n)
- Nee? => ik-vorm + de(n)
Slide 16 - Tekstslide
In hoeverre kun jij nu samengestelde zinnen herkennen?