WRE 1TC - Formuleren - Trappen van vergelijking deel 2

Inloggen LessonUp
Materiaal op tafel
Zit volgens plattegrond 
Telefoon in de tas
Welkom 1TC!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Inloggen LessonUp
Materiaal op tafel
Zit volgens plattegrond 
Telefoon in de tas
Welkom 1TC!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je weet wanneer je de verwijswoorden die, deze, dit en dat moet gebruiken.
  • Je kunt uitleggen wat de trappen van vergelijking zijn.
  • Je kunt uitleggen wanneer je 'als' en 'dan' gebruikt.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze les gaan we:
  • Huiswerk nakijken
  • Terugblikken op paragraaf 1 t/m 3 door samen te oefenen.
  • Uitleg paragraaf 6: Trappen van vergelijking.
  • Oefenvragen in LessonUp.
  • Tijd voor huiswerkopdrachten.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk nakijken
Huiswerkopdracht vorige les - Werkblad trappen van vergelijking

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden
Deze, die, dit en dat.
Je verwijst met 'deze' en 'die' naar 
de-woorden. Trucje: 'de' eindigt op een -e, dus het verwijswoord ook.

Als je geodriehoek kapot is, kun je deze/die beter niet gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden
Deze, die, dit en dat.
Je verwijst met 'dit' en 'dat' naar
het-woorden. Trucje: 'het' eindigt op een -t, dus het verwijswoord (dit, dat) ook.

Het mes dat jij gebruikt, is heel scherp.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'De Playstation is van mijn broer, maar hij gebruikt ... niet meer.'

Waar verwijst het in te vullen verwijswoord naar?



A
broer
B
mijn broer
C
De Playstation
D
gebruikt

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'De Playstation is van mijn broer, maar hij gebruikt ... niet meer.'

Vul het juiste verwijswoord in.



A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vorige maand bezocht mijn familie uit Australië ons en
 ...            was echt een verassing.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 9 - Sleepvraag

Herhaling paragraaf 3.
De trappen van vergelijking
  • Stellende trap: groot, mooi, gek.
  • Vergrotende trap: groter, mooier, gekker.
  • Overtreffende trap: grootst, mooist, gekst.
  • Gebruik 'als' na de stellende trap.
  • Gebruik 'dan' na de vergrotende trap.
blz. 240-241, paragraaf 6

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Word jij wel eens door iemand gewezen
op een taalfout? Zo ja, welke?

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je 'als' en wanneer gebruik je 'dan'?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Als of dan?
Bij de stellende trap hoort als. Iets is dan gelijk aan het ander.

- Ik ben even aardig als jij (bent).
- Zij heeft net zoveel zin in het weekend als jij (hebt).
- Wij gingen net zo vaak op vakantie als zij (ging).

als = gelijk

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als of dan?
Bij de overtreffende trap hoort dan. Er is dan sprake van een verschil. Iets is beter, groter of meer dan het ander.

- Ik ben veel aardiger dan jij (bent).
- Zij heeft veel meer zin in het weekend dan ik (heb).
- Wij gingen vaker op vakantie dan zij (gingen).

dan = verschil

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Bij welke van de drie trappen hoort het woordje 'goedkoper'?
2. Leg uit waarom deze zin niet klopt.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat
Cursus 7 Formuleren §6 De trappen van vergelijking.
Havo: opdracht 1 t/m 4 en 8 (blz. 240-241).
Hoe
De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt. Gebruik de uitleg in de groene blokjes theorie in je boek. 
Tijd
7 minuten. Daarna gaan we afronden.
Klaar
Oefen verder in de online trainer (Magister leermiddelen) of maak een samenvatting van de theorie behorende bij dit hoofdstuk.
Huiswerk voor de volgende les
timer
7:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


            Een cobra is giftiger ... dan een schorpioen.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


         Ik ben even oud ... mijn beste vriend.
A
als
B
dan

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

  • Je weet wanneer je de verwijswoorden die, deze, dit en dat moet gebruiken.
  • Je kunt uitleggen wat de trappen van vergelijking zijn.
  • Je kunt uitleggen wanneer je 'als' en 'dan' gebruikt.
Lesdoelen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wanneer ik 'als' moet gebruiken en wanneer ik 'dan' moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Noem van een bijvoeglijk naamwoord de stellende, vergrotende en overtreffende trap.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin waarin je de vergrotende trap gebruikt.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in eigen woorden uit wanneer je 'als' gebruikt en wanneer je 'dan' gebruikt.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies