dag 7

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

het blok
  • Een voorwerp met een vierkante vorm. 
  • Een kubus heeft de vorm van een blok.
  • Zin: Een vierkant huis lijkt op een blok.

Slide 2 - Tekstslide

druk
  • Iemand die het druk heeft, heeft veel werk te doen. 
  • Als je veel suiker eet, word je heel erg druk.
  • Zin: Mijn vader heeft het op zijn werk erg druk, hij komt laat thuis.
  • Zin: Er zijn heel veel mensen om mij heen, ik vind het veel te druk.

Slide 3 - Tekstslide

grijs
  • Een kleur tussen zwart en wit. 
  • Zin: De lucht is erg grijs, er komt vast regen.
  • Zin: De kleur van het haar van mijn oma is grijs.

Slide 4 - Tekstslide

het hout
  • Het materiaal waaruit bomen bestaan.
  • Zin: Het tuinhuis in onze tuin is gemaakt van hout.
  • Zin: Mijn zusje speelt met blokken van hout.
  • Zin: Zijn Hollandse klompen zijn van hout.

Slide 5 - Tekstslide

ideaal
  • Heel goed, precies goed. 
  • Zin: Haar ideaal is trouwen en drie kinderen krijgen.
  • Zin: Het zou ideaal zijn als alle leerlingen aan het eind van het jaar uitstromen.

Slide 6 - Tekstslide

Maak de zin af:
De lucht ziet ..............., het gaat zeker regenen.

Slide 7 - Open vraag

In welke zin wordt het woord
druk
goed gebruikt?
A
hij heeft niets te doen
B
hij moet heel lang iets doen
C
hij heeft heel veel te doen
D
hij moet heel kort iets doen

Slide 8 - Quizvraag

Op de foto zie je een houten blok?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de betekenis van ideaal?
A
niet goed
B
altijd goed
C
een beetje goed
D
precies goed

Slide 10 - Quizvraag

Zoek een foto van een houten voorwerp

Slide 11 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Tekstslide

De tafel en stoelen zijn van ............

Slide 13 - Open vraag

Dit ............ is rechthoekig, niet vierkant.

Slide 14 - Open vraag

Hij is de ................. man voor haar, ze gaan trouwen.

Slide 15 - Open vraag

Mijn opa en oma hebben ............. haar.

Slide 16 - Open vraag

In de winkel is het altijd ................., je moet heel lang wachten voordat je aan de beurt bent.

Slide 17 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: het blok, druk, grijs, het hout en ideaal

Slide 18 - Tekstslide