In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Zins- en alineaverbanden Blok 3
Uitspraak - voorbeeld
Uitspraak - opsomming
Tegenstelling
Slide 2 - Tekstslide
Ik heb donkere haren, maar mijn broertje heeft blond haar. Welk tekstverband geeft 'maar' aan:
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Conclusie
Slide 3 - Quizvraag
Hoe maak je zandkoekjes? Eerst doe je alle ingrediënten in een kom. Daarna kneed je ze tot een samenhangend deeg. Vervolgens maak je er koekjes van, die je ten slotte afbakt in de oven.
A
toelichtend verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
Slide 4 - Quizvraag
Er zijn heel veel dingen die ik leuk vind, maar ik heb niet overal tijd voor. Als ik op maandag wil hardlopen, staat daar tegenover dat ik mijn badmintontraining moet overslaan. Hoewel ik dus heel veel wil, kan ik niet alles doen wat ik graag zou willen.
A
toelichtend
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
Slide 5 - Quizvraag
Welk verband staat in deze zin? In de winkel haal ik brood en melk.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Voorbeeld
D
Slide 6 - Quizvraag
Ik moet vandaag nog een hoop werk doen. Ten eerste moet ik mijn kamer opruimen. Ten tweede moet ik het gras maaien. Daarna moet ik boodschappen gaan doen voor het weekend. Welk tekstverband geven de signaalwoorden: 'ten eerste, ten tweede, daarna' aan:
A
Tegenstelling
B
toelichtend
C
opsommend
Slide 7 - Quizvraag
Welke zin is een tegenstelling?
A
Ik houd erg van fruit, zoals appels en peren.
B
Ik heb me verslapen en bovendien had ik een lekke band.
C
Ook al had ik goed geleerd, toch had ik een slecht cijfer.
D
Ik lust fruit, snoep, kaas en erwtensoep.
Slide 8 - Quizvraag
Verzin zelf een zin met een tegenstellend signaalwoord.
Slide 9 - Open vraag
Wat heb jij geleerd?
Je weet dat de alinea's met elkaar verbonden zijn.
Je kent een aantal tekstverbanden en je weet dat je ze kan herkennen aan de signaalwoorden.
Tip: Gebruik de theorie met de begrippen voor het leren.
In de dia's hieronder vind je de informatie over de tekstverbanden opsomming en tegenstelling
Slide 10 - Tekstslide
Opsommend tekstverband
Noemt twee of meer tekstdelen in volgorde.
De leerlingen werken hard voor het vak Nederlands. Ten eerste zijn ze allemaal stil, bovendien schrijven ze allemaal mee en ten slotte hebben ze allemaal hun huiswerk gemaakt.
Slide 11 - Tekstslide
Tegenstellend tekstverband
Geeft aan welke tekstdelen een tegenstelling vormen.
Tekstverbanden zijn erg moeilijk, daarentegen wordt het makkelijker als je erg je best doet.