Communicatie 2

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Twee studenten (A en B) proberen samen, in overleg, er achter te komen hoe ze deze negen punten in vierlijnen met elkaar kunt verbinden, zonder de pen van het papier af te halen.

  • Codeerden A en B hun boodschap zodanig, dat ze vertelden wat ze wilden vertellen? Waaruit bleek dit.
  • Welke non-verbale signalen zag je bij A en B?
  • Luisterden A en B goed naar elkaar? Waaruit bleek dit?
  • Stelden A en B elkaar vragen als ze iets niet begrepen? Wat werd gezegd?
 

Slide 4 - Tekstslide


Je meld je via whatsapp ziek bij je SLB'er.
Je SLB'er is de ...
A
Medium
B
Zender
C
Boodschap
D
Ontvanger

Slide 5 - Quizvraag


Je meld je telefonisch weer beter.
Je mobiel is de/het

A
Medium
B
Zender
C
Boodschap
D
Ontvanger

Slide 6 - Quizvraag

Wat is ruis?

Slide 7 - Open vraag


De ontvanger reageert op de boodschap van de zender.
De blauwe pijl staat dan voor ....
A
Ruis
B
Feedback
C
Referentiekader
D
Terugkoppeling

Slide 8 - Quizvraag

Het geheel van gewoonten, regels, ervaringen, normen en waarden waarop de ontvanger zijn denken en handelen baseert.

A
Externe ruis
B
Feedback
C
Referentiekader
D
Terugkoppeling

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Je communiceert altijd met een bedoeling. 
Je kunt in communicatie daarin twee zaken van elkaar scheiden:
  • Inhoudsniveau: de letterlijke inhoud van de boodschap.
  • Betrekkingsniveau: het gaat erom hoe de boodschap moet worden opgevat.







  • Soms kunnen deze twee dingen van elkaar verschillen. 

Slide 11 - Tekstslide

  • Een eigen uitleg geven aan een boodschap, een opvatting.

  • Als mensen vaak iets anders zeggen dan ze bedoelen, hoe weet je dan hoe je de boodschap moet opvatten? 

Slide 12 - Tekstslide

  • Johan zal iets zeggen als: “Dat verkeerslicht staat op groen”. Wat bedoeld Johan hiermee?

Slide 13 - Tekstslide

Verbale communicatie: breng je een boodschap over met woorden. Dat kan schriftelijk en mondeling. Het gaat vooral om de inhoud van de boodschap.




Slide 14 - Tekstslide

Verbale communicati

Slide 15 - Tekstslide

Non verbale communicatie: breng je een boodschap over zonder woorden. Dat kan op verschillende manieren: 
  • Door gedrag. 
  • Met gezichtsuitdrukkingen. 
  • Met houding.


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide


Een duimpje omhoog is....
A
Verbale communicatie
B
Non verbale communicatie

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Slide 21 - Tekstslide

  • Schrijven wat je ziet mbt verbale en non verbale communicatie.
  • Schrijf telkens op hoe je de boodschap van de docent opvat opgevat. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Tekstslide

  • Eenzijdige communicatie: De zender brengt een boodschap over naar de ontvanger en de ontvanger geeft geen waarneembare feedback.

  • Meerzijdige communicatie:  Zenders en ontvangers staan met elkaar in contact.

Slide 25 - Tekstslide

Discussie voeren is
A
Eenzijdige communicatie
B
Meerzijdige communicatie

Slide 26 - Quizvraag

Nieuws luisteren via de radio is
A
Eenzijdige communicatie
B
Meerzijdige communicatie

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide