,

Argumentatieve vaardigheden

Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Opinieren
Overtuigen
Informeren
1 / 43
volgende
Slide 1: Sleepvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Opinieren
Overtuigen
Informeren

Slide 1 - Sleepvraag

betoog
beschouwing
eigen mening staat centraal
overtuigen
erg subjectief
argumenten
stelling
eigen mening wordt niet opgedrongen
opiniëren
minder subjectief
oorzaken en verklaringen
probleem

Slide 2 - Sleepvraag

Een tekst waarin de schrijver of spreker iets uitlegt, beschrijft, verklaart of meedeelt is een
A
betogende tekst
B
beschouwende tekst
C
uiteenzettende tekst

Slide 3 - Quizvraag

Een beschouwing heeft als doel de lezer..
A
te informeren over een 'stand van zaken'
B
van het standpunt te overtuigen
C
over een kwestie te laten nadenken

Slide 4 - Quizvraag

Een tekst waarin de schrijver of spreker interpretaties, verklaringen en opinies ter overweging aanbiedt is een
A
betogende tekst
B
beschouwende tekst
C
uiteenzettende tekst

Slide 5 - Quizvraag

De uiteenzetting heeft als doel de lezer
A
te informeren over een stand van zaken
B
van het standpunt te overtuigen
C
over een kwestie te laten nadenken

Slide 6 - Quizvraag

Het betoog heeft als doel de lezer
A
te informeren over een stand van zaken
B
van het standpunt te overtuigen
C
over een kwestie te laten nadenken

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de bedoeling van een tegenargument?
A
Een tegenargument dient om een standpunt minder aanvaardbaar te maken.
B
Een tegenargument dient om het standpunt aanvaardbaar te maken.
C
De bedoeling van een tegenargument is de twijfelaars of tegenstanders te overtuigen van het standpunt

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?
A
Een tegenargument is het ontkrachten van een standpunt; een weerlegging is het ontkrachten van een argument.
B
Een tegenargument is het ontkrachten van een argument; een weerlegging is het ontkrachten van een standpunt.

Slide 9 - Quizvraag

Argumentatie-structuur

Een weergave van de wijze waarop in een tekst of tekstdeel argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 10 - Tekstslide

4 basisstructuren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
  3. Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
  4. Onderschikkende argumentatie

Slide 11 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES 

DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 12 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Bij onafhankelijke argumenten staat ieder argument los van het andere  Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 13 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie, kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk
Ik ga niet studeren in Eindhoven.
Mijn ouders wonen hier en ik wil niet meer in dezelfde stad wonen als mijn ouders.

Slide 14 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument (ketenargumentatie).

Slide 15 - Tekstslide

combinatie
Je kunt natuurlijk ook een combinatie hebben van nevenschikkende argumentatie (meerdere argumenten), die ondersteund worden (met onderschikkende/ subargumenten).

Slide 16 - Tekstslide

Welke combinatie is dit?

Slide 17 - Tekstslide

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

MC is een fijne school. De leerlingen kunnen zich hier goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 19 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 20 - Quizvraag

MC is een fijne school. De school is makkelijk te bereiken en de leerlingen kunnen zich er goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 21 - Quizvraag

MC is een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 22 - Quizvraag

Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten. Als je elkaar kunt zien, is er meer interactie en als je je camera aan hebt, let je beter op. Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten.
Als je je camera aan hebt, let je beter op.
Als je elkaar kunt zien, is er meer interactie.

Slide 23 - Sleepvraag

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Argument 3
We kunnen gevangenisstraffen beter afschaffen. 
Veel levens worden er voorgoed door verpest.
De meeste veroordeelden komen crimineler uit de gevangenis dan ze erin gingen. 
Ze staan in de gevangenis bijna alleen in contact met andere criminelen. 

Slide 24 - Sleepvraag

Wat is de juiste omschrijving bij het functiewoord?
stelling
argument
aanbeveling
samenvatting
conclusie
aanleiding
definitie
voorbeeld
constatering
uitwerking
reden om nu een tekst te schrijven over het onderwerp
omschrijving van wat er met een bepaald verschijnsel wordt bedoeld
beschrijving van één concreet geval
er wordt een verschijnsel/ontwikkeling vastgesteld
er wordt extra informatie gegeven over het onderwerp
Iemand doet een bewering over het onderwerp (niet feitelijk)
reden waarom iemand iets vindt
goedbedoelde raad
beknopte navertelling
slotgedachte obv voorgaande

Slide 25 - Sleepvraag

Drogredenen
Tegenwoordig heeft elke leerling een smartphone. Vind je het gek dat ze niet opletten in de les?
A
Vals dilemma
B
Verkeerde vergelijking
C
Oorzaak-gevolg
D
Ontduiken bewijslast

Slide 26 - Quizvraag

drogredenen:
Mijn oma heeft altijd gerookt en is 95 jaar geworden. Roken is dus niet zo erg.
A
overhaaste generalisatie
B
onjuist beroep op autoriteit
C
cirkelredenering
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 27 - Quizvraag

Welke twee drogredenen?

Je weet niks van gezond leven, want je drinkt zelf ook alcohol en het is natuurlijk geen goed idee om dan advies te gaan geven.
A
onjuist oorzaak-gevolg en een cirkelredenering
B
persoonlijke aanval en bespelen van het publiek
C
verkeerde vergelijking en een onjuist oorzaak-gevolg
D
persoonlijke aanval en het ontduiken van de bewijslast

Slide 28 - Quizvraag

Over welke drogredenen hebben wij het hier?

Ik heb geen zin in eten, want ik heb geen trek
A
ontduiken van bewijslast
B
cirkelredenering
C
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 29 - Quizvraag

Signaalwoorden 
van uitleg
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijdsvolgorde

Signaalwoorden van middel - doel
daarmee
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
terwijl
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 30 - Sleepvraag

timer
1:30
Signaalwoorden van vergelijking
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van reden
net zo als
maar
daarom
want
in vergelijking met
toch

Slide 31 - Sleepvraag

Signaalwoord voor een standpunt
Signaalwoord voor een argument
Signaalwoord voor ander tekstverband
Toch
Dus
Volgens mij
Want
Immers
Zo
De auteur vindt...
Namelijk

Slide 32 - Sleepvraag

Argumentatie = 
Argumentatieschema = 
het geheel van argumenten en standpunt
het verband tussen argumenten en standpunt

Slide 33 - Sleepvraag

Enkelvoudige argumentatie
 Nevenschikkende argumentatie
Meervoudige onderschikkende argumentatieschema
Enkelvoudige onderschikkende argumentatieschema

Slide 34 - Sleepvraag

Argumentatieschema
Het verband tussen standpunt en argument
oorzaak-gevolg
kenmerk of eigenschap
voor- en nadelen
voorbeelden
autoriteit
vergelijking
Het zal me niet verbazen dat we straks allemaal buikpijn hebben, want het vlees was slecht doorbakken.
Je moet zonnecellen op het dak plaatsen: dat is goed voor het milieu en voor je portemonnee.
Jeroen is eigenlijk nog een groot kind, want hij speelt het liefst nog met zijn piratenlego.
Je kunt absoluut niet op hem rekenen. Zo vergat hij zijn deel van het dossier in te leveren en kwam hij niet opdagen bij de afspraak.
De Eerste Kamer heeft het verbod op de rituele slacht tegengehouden. Het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren over de vleestaks zal het dus ook niet halen.

Slide 35 - Sleepvraag

Je weet...
  • Wat de drie belangrijkste manieren zijn om te lezen en dat je het beste leest in drie leesrondes
  • wat een onderwerp van een tekst is en hoe je dit formuleert
  • wat een hoofdgedachte van een tekst is, hoe je deze formuleert en op welke voorkeursplaatsen je deze kunt vinden
  • dat je MC-vragen altijd met een HOOFDLETTER moet beantwoorden

Slide 36 - Tekstslide

Tekst 4
Basisinkomen aantasting van autonomie
Opdracht: streep kernwoorden aan en markeer signaalwoorden
timer
10:00

Slide 37 - Tekstslide

Welke kernwoorden heb je aangestreept?

Slide 38 - Woordweb

opgave 33
maximumscore 2
• De vrije dieren zijn de mensen in een situatie zonder basisinkomen /
de mensen die zelf in hun onderhoud kunnen voorzien 1
• en de gevangen dieren zijn de mensen in een situatie met een
basisinkomen 1
Maximumlengte van het antwoord: 30 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 39 - Tekstslide

opgave 34
maximumscore 1
De kern van een goed antwoord is:
(de voldoening die het geeft) als je in je eigen levensonderhoud kunt
voorzien / als je autonoom bent
Opmerking
Aan voorbeelden geen scorepunten toekennen.

Beoordeel de spelling.

Slide 40 - Tekstslide

37. Wat is het standpunt (alinea's 7 tm 9) in tekst 4?

Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide