In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Drogredenen.
onjuiste argumenten heten drogredenen.
Slide 1 - Tekstslide
LESINHOUD
ARGUMENTATIELEER
uitleg argumentatieschema's
uitleg drogredenen
oefening argumentatieschema's en drogredenen
zelf oefenen met argumentatieschema's
Slide 2 - Tekstslide
Drogredenen
Drogredenen zijn fouten in argumentatie.
Er zijn twee soorten drogredenen:
Fout in argumentatieschema
Discussieregel wordt overtreden
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Blanken hebben geen ritmegevoel. Welke drogredenering is hier gebruikt?
A
Persoonlijke aanval
B
Vals dilemma
C
Overhaaste generalisatie
D
Onjuist kenmerk/eigenschap
Slide 5 - Quizvraag
Kies de juist drogredenen. Sinds de uitvinding van de rekenmachine kan niemand meer rekenen.
A
persoonlijke aanval
B
bespelen van het publiek
C
vertekenen van het standpunt
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
Slide 6 - Quizvraag
Ik heb geen zin in eten, want mijn vriendinnen hebben dat ook heel vaak niet en ik heb geen trek.
Welke twee drogredenen?
A
onjuist beroep op autoriteit en ontduiken van bewijslast
B
cirkelredenering en verkeerde vergelijking
C
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
en cirkelredenering
D
verkeerde vergelijking en onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
Slide 7 - Quizvraag
drogredenen: Mijn oma heeft altijd gerookt en is 95 jaar geworden. Roken is dus niet zo erg.
A
overhaaste generalisatie
B
onjuist beroep op autoriteit
C
cirkelredenering
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn drogredenen?
A
redenering met droge feiten
B
tegenargumenten
C
een reden die niet klopt, maar wel waarschijnlijk lijkt
D
argumenten om je standpunt te onderbouwen
Slide 9 - Quizvraag
Drogredenen Tegenwoordig heeft elke leerling een smartphone. Vind je het gek dat ze niet opletten in de les?
A
Vals dilemma
B
Verkeerde vergelijking
C
Oorzaak-gevolg
D
Ontduiken bewijslast
Slide 10 - Quizvraag
Drogredenen: Belgen zijn slimmer dan Nederlanders. De winnaar van het Groot Dictee is immers meestal een Belg.
A
Overhaaste generalisatie
B
Oorzaak-gevolg
C
Verkeerde vergelijking
D
Cirkelredenering
Slide 11 - Quizvraag
Drogredenen kunnen de argumentatie van een betoog zwak maken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Iedereen weet toch dat Rutte weer premier wordt na de volgende verkiezingen.
Hier vind je 2 drogredenen
A
bespelen van het publiek
B
overhaaste generalisatie
C
onjuiste oorzaak-gevolg-relatie/causaliteit
D
ontduiken bewijslast
Slide 13 - Quizvraag
Drogredenen zijn ___ valide.
A
Wel
B
Niet
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Video
Argumenteren
Standpunt - argument - tegenargument
Feitelijke en waarderende argumentatie
Aanvaardbaarheid argumentatie
Argumentatieschema's
Oefeningen hiermee
Slide 16 - Tekstslide
basisschema's argumentatie
1 enkelvoudige argumentatie
2 nevenschikkende argumentatie
3 onderschikkende argumentatie
4 combinatie van nevenschikkende en onderschikkende argumenten
Slide 17 - Tekstslide
lezen - argumentatie
enkelvoudige argumentatie:
De schrijver gebruikt één argument.
nevenschikkende argumentatie:
De schrijver gebruikt meer dan één argument.
Slide 18 - Tekstslide
lezen - argumentatie
onderschikkende argumentatie:
De schrijver gebruikt ondersteunende argumenten bij een argument.
Slide 19 - Tekstslide
Herhaling basisschema's
Enkelvoudige argumentatie
(Onafhankelijk) nevenschikkende argumentatie
Meervoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Afhankelijk nevenschikkende argumentatie
Combinatie van nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
Slide 20 - Sleepvraag
Een argumentatie kent twee basisstructuren: en argumentatie. Bij argumentatie heb je te maken met één standpunt en één argument.
Meervoudige argumentatie kun je onderverdelen:
- argumentatie: een argument wordt ondersteund door één of meerdere subargumenten. Dit noemen we ook wel
- argumentatie: twee of meer argumeten ondersteunen gezamenlijk het standpunt. Hier onderscheiden we ook nog
en Bij de eerste zijn alle argumenten nodig om het standpunt te ondersteunen. Bij de tweede vormen elk op zich een zelfstandig argument voor het standpunt.
onafhankelijk
enkelvoudige
nevenschikkende
ketenargumentatie
afhankelijk
meervoudige
onderschikkende
enkelvoudige
............
...............
..............
...............
...............
...............
...............
...............
Slide 21 - Sleepvraag
Basisschema's
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Slide 22 - Sleepvraag
Nevenschikkende argumentatie
Enkelvoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Slide 23 - Sleepvraag
Argumentatie op basis van vermoedens
Argumentatie op basis van feiten
Argumentatie op basis van normen en waarden
Argumentatie op basis van nut
Een grote taakstraf voor stelen is goed. Je hoort niet aan andermans spullen te zitten.
Ik heb mijn schoenen maar aan gehouden, want dat scheelt in tijd.
Ik denk dat we beter goed kunnen ontbijten, want waarschijnlijk krijgen we niet zo'n grote lunch.
We kunnen beter niet naar het strand gaan, want het is maar 18 graden vandaag.