V1L vrijdag 26 maart

V1L vrijdag 26 maart 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

V1L vrijdag 26 maart 

Slide 1 - Tekstslide

Planning 26/3:
- intro: Le monde d'architecture (ppt)
- aanwijzend voornaamwoord (herhaling)
- les jours de la semaine (de dagen vd week)
- les mois de l'année (de maanden vh jaar)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Aanwijzend vnw
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:






Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan aanwijzend vnw
deel 1
Stap 1 : Kijk naar het woord ACHTER het aanwijzend voornaamwoord. 
Staat het in het meervoud? [meestal eindigt het op  x / s.] --> gebruik CES
par exemple: Ces garçons ont beaucoup de devoirs  

Stap 2: is het woord vrouwelijk? [woorden uit je woordenlijst met lidwoord "la"] --> gebruik CETTE
par exemple: Cette salade est délicieuse.

Slide 13 - Tekstslide

Aanwijzend vnw deel 2
* Woorden [met lidwoord un / le] zijn mannelijk. De volgende stappen zijn voor woorden in het MANNELIJK ENKELVOUD 

Stap 3a: controleer of het woord begint met een klinker / h 
Gebruik: CET.  par exemple: Cet hôtel est fermé.
Stap 3b: mannelijk enkelvoud. Gebruik: CE
par exemple: Ce garçon travaille bien!

Slide 14 - Tekstslide

En nu weer even oefenen:

Slide 15 - Tekstslide

______gomme [vrouwelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet

Slide 16 - Quizvraag

________ chaises [vrouwelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 17 - Quizvraag

______ table [vrouwelijk]
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 18 - Quizvraag

_____ livre (!) [mannelijk]
A
Cet
B
Ce
C
Cette
D
Ces

Slide 19 - Quizvraag

LES JOURS DE LA SEMAINE

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

dimanche
A
donderdag
B
vrijdag
C
zaterdag
D
zondag

Slide 22 - Quizvraag

vendredi
A
woensdag
B
donderdagwit
C
vrijdag
D
zaterdag

Slide 23 - Quizvraag

jeudi
A
dinsdag
B
woensdag
C
donderdag
D
vrijdag

Slide 24 - Quizvraag

samedi
A
vrijdag
B
zaterdag
C
zondag
D
maandag

Slide 25 - Quizvraag

Lundi
A
maandag
B
dinsdag
C
woensdag
D
zondag

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het Franse woord voor dinsdag
A
lundi
B
mercredi
C
mardi
D
dimanche

Slide 27 - Quizvraag

Maandag
Dinsdag

Woensdag
Donderdag
Vrijdag

Zaterdag

Zondag
Jeudi
Vendredi
Mardi
Dimanche
Mercredi
Samedi
Lundi

Slide 28 - Sleepvraag

Les jours de la semaine

Slide 29 - Open vraag

C'est quel jour aujourd'hui?

Slide 30 - Open vraag

Nu gaan jullie oefenen met de maanden......
Nog even dit:

avant      =      voor
après      =      na

Hoe kan je deze het best uit elkaar houden? (ezelsbruggetje...)

Slide 31 - Tekstslide

C'est quel mois ?

Slide 32 - Open vraag

C'est quel mois avant juin ?

Slide 33 - Open vraag

C'est quel mois après août ?

Slide 34 - Open vraag

Le premier mois de l'année, c'est ... ?

Slide 35 - Open vraag

C'est tout ............................

Slide 36 - Tekstslide

BON WEEKEND !

Slide 37 - Tekstslide