2havo les 14 - Fictie opdracht 1 en Spelling H2 Engelse werkwoorden

Welkom
Nederlands
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Plattegrond 2G
Jimmy/Tom

Mijke/SennaM

Frederik/Robin

Deena/Liese

Dex/Gijs
Layla/Aniek

Valentijn/x

Estelle/Bobbi

Denzel/Joris

Renkse/Zoë
BORD
Brooklyn/Cas

Anneke/Jantje

x

Britt/Yasmin

Boris/SennaL

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
- Woordenschat H2:
Metaforen en personificaties


Slide 3 - Tekstslide

Woordenschat H2: Metaforen en personificaties
Start: 
Wat is het verschil in betekenis tussen de onderstreepte woorden in de a- en de b-zinnen?
a In de lente staan de koetjes en kalfjes heerlijk in de wei te grazen.
b Ik vind het heerlijk om met Marieke over koetjes en kalfjes te praten.
a De agent greep de overvaller bij de keel en duwde hem tegen een muur.
b Toen Pim de slang dichterbij zag kruipen, greep de angst hem bij de keel.


Slide 4 - Tekstslide

Metaforen en personificaties
Je hebt geleerd dat je bij een vergelijking twee dingen naast elkaar zet die op elkaar lijken: het object (o) en het beeld (b).

Van veraf is die rots (o) net een olifant (b).

Slide 5 - Tekstslide

Metaforen en personificaties
Bij een metafoor vallen object en beeld samen. Je vervangt dan het object helemaal door het beeld; in plaats van die rots zeg je bijvoorbeeld:

– Zullen we die olifant eens beklimmen?

Metaforen komen vaak voor als spreekwoord:
– Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
Dit betekent: Pas nadat er iets fout is gegaan, neemt men maatregelen.

– Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
Dit betekent: Je mag niet klagen over de kwaliteit van iets wat je gekregen hebt.

Filmpje NN

Slide 6 - Tekstslide

Metaforen en personificaties
Bij een personificatie geef je een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen:
– De zon doet zijn best tevoorschijn te komen.
– De toekomst lacht me tegemoet.


Een metafoor en een personificatie zijn – net als een vergelijking – vormen van beeldspraak. Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.

Slide 7 - Tekstslide

Metafoor - Personificatie - Vergelijking?

1. Ik ben aan het bloeden als een rund.
2. Karel kreeg op zijn 15e de baard in de keel.
3. De engel van hiernaast heeft ons geholpen met de brand in de schuur.
4. Onze tuin snakt naar regen.
5. Na het slechte bericht van de arts stak mijn vader zijn kop in het zand.


Slide 8 - Tekstslide

Metafoor, Personificatie, Vergelijking
Filmpje NN

-- Mix en ruil met zinnen

Wat is wat?


Slide 9 - Tekstslide

Vandaag
P.O. Fictie 1
Een interview, een kaft, een einde of een presentatie

Spelling H2
Engelse werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

P.O. Fictie opdracht 1
Een interview, een kaft, een einde of een presentatie

1. Ga naar Classroom
2. Kies je eigen verwerking
3. Lever in
timer
50:00

Slide 11 - Tekstslide

Spelling H2: Engelse werkwoorden

Amelie ..... (lunchen) vandaag weer met haar klasgenoot.
Wanneer heb je de uitnodigingen ..... (mailen)?
Lucas .... (interviewen) iemand bij de supermarkt.
Met zijn vriendin ... (chatten) John gisterenavond.



Slide 12 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Het Nederlands heeft veel werkwoorden uit het Engels overgenomen. We vervoegen deze werkwoorden net als Nederlandse werkwoorden.


Slide 13 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
- De ik-vorm van een Engels werkwoord maak je meestal door -en van het werkwoord af te halen (speechen – speech; rugbyen – rugby).

- Als het woord in het Engels aan het eind een dubbele medeklinker heeft, schrijven we in het Nederlands een enkele medeklinker (softballen – softbal), tenzij de dubbele medeklinker nodig is voor de uitspraak (baseballen – baseball).
- In de tegenwoordige tijd enkelvoud schrijf je ik-vorm of ik-vorm + t.
- In de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord gebruik je ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p.


Maken: 1, 2, 3, 4, 8

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
Boek meenemen

Spelling H2: Engelse werkwoorden
1, 2, 3, 4, 8

Slide 15 - Tekstslide