Reading and writing sentences (Word order)

Word Order: writing sentences
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Word Order: writing sentences

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning for today 
PPP
Goal of the lesson
Recap last lesson
Grammar word order in English 
Sending an e-card 
Taking notes 
Writing a form 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PPP

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goal of the lesson 
Students are going to know how to write sentences corretly in English 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

When do you use capital letters in English ?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Capital letters in English
Names / Days and months / Beginning of the sentence / ''I'' (ik)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opening a letter or email? What do you write?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

How do you end an email?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Woordvolgorde Engels

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word Order

What is the correct word order?
A
You there went last Monday.
B
You there last Monday went.
C
You went last Monday there.
D
You went there last Monday.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word Order

What is the correct word order?
A
Danny went to school yesterday.
B
Went Danny to school yesterday.
C
To school went Danny yesterday.
D
Danny to school went yesterday.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word Order in English

Which one is correct?
A
doet-waar-wanneer-wat-wie
B
wanneer-doet-wie-wat-waar
C
wie-doet-wat-waar-wanneer
D
wanneer-wie-doet-wat-waar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Do NOT use these when you write in English:
'gonna', 'wanna', , 'cause', 'u'and 'lemme'.

Instead you say:

'going to', 'want to', 'because', 'you' and 'let me'.

Slide 14 - Tekstslide

Explain what shortened words are and give examples. Have students practice writing sentences with shortened words.
Fix Online 
Writing 2.3 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Book 
Page 150 - Sending an email
Taking Notes 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

When do you fill out a form ?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Book - Fill in a form 
Page 151 - Booking form 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What did we
do today?

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Have a nice day - Next week toets schrijven 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies