Quiz paragraaf 3.3


Tess leent €1500 en kiest voor een looptijd van twee jaar. 
Bereken de kredietkosten. 
A
€71
B
€204
C
€1500
D
€1704
1 / 18
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Tess leent €1500 en kiest voor een looptijd van twee jaar. 
Bereken de kredietkosten. 
A
€71
B
€204
C
€1500
D
€1704

Slide 1 - Quizvraag

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je een bedrag leent dat je terugbetaalt in een afgesproken aantal termijnen die elke maand gelijk blijven?
A
doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Hypothecaire lening
D
Salariskrediet

Slide 2 - Quizvraag

De auto van je moeder gaat kapot. Ze leent geld voor de reparatie. Wat is denk jij haar leenmotief?
A
tijdelijk geldtekort
B
de koop van een gebruiksgoed
C
onverwacht geldtekort
D
de koop van een onroerendgoed

Slide 3 - Quizvraag

Vul het juiste woord in:
bij een hypotheek is de rente ........ dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager

Slide 4 - Quizvraag

Als iemand een product koopt dat hij in termijnen betaalt, maar waarvan hij al meteen eigenaar is, noemt men dit
A
koop op afbetaling
B
financial lease
C
huurkoop
D
uitgestelde betaling

Slide 5 - Quizvraag

Je leent € 2.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€100
B
€200
C
€300
D
€400

Slide 6 - Quizvraag

Herman koopt een auto en sluit hiervoor een lening af.
Welke leenvorm adviseer jij hem?
A
Hypotheek
B
Salariskrediet
C
Doorlopend krediet
D
Persoonlijke lening

Slide 7 - Quizvraag

Meneer Boet leent geld om een nieuwe auto te kopen. Wat is het leenmotief van Meneer Boet?
A
tijdelijk geld tekort
B
duurzaam consumptie goed
C
onverwachte gebeurtenis
D
huis kopen

Slide 8 - Quizvraag

Krediet is een ander woord voor??
A
Lening
B
Salaris
C
Rente
D
Goederen

Slide 9 - Quizvraag

Rian heeft meer uitgegeven dan ze dacht. Ze staat rood op haar betaalrekening. Volgende week komt haar loon weer binnen. Welk leenmotief hoort hierbij?
A
Tijdelijk geldtekort
B
onverwacht dringend geld nodig
C
voor een hypothecaire lening
D
dure aankoop financieren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Doorlopend krediet
C
Persoonlijke lening
D
Koop op afbetaling

Slide 11 - Quizvraag

Bij welke vorm van consumptief krediet kun je rood staan?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Rekening-courantkrediet
D
Koop op afbetaling

Slide 12 - Quizvraag

Bram heeft geen geld meer en gaat geld lenen. Hij kiest een persoonlijke lening, omdat:
A
De looptijd en het leenbedrag vast staan.
B
De looptijd en het leenbedrag NIET vast staan
C
Hij zijn lening altijd kan opnemen tot een vast bedrag.
D
Deze lening is alleen voor hem en niet voor anderen.

Slide 13 - Quizvraag

Bij welke vorm van consumptief krediet mag je het bedrag dat je hebt afgelost, direct weer opnieuw lenen?
A
Persoonlijke lening
B
Lease
C
Salariskrediet
D
Doorlopend krediet

Slide 14 - Quizvraag

Wat is géén leenmotief?
A
Tijdelijk geldtekort
B
Onverwacht geldtekort
C
Voor de rente
D
Voor een huis

Slide 15 - Quizvraag


Tess leent €3000 en kiest voor een looptijd van drie jaar. 
Bereken de kredietkosten. 
A
€97
B
€492
C
€3000
D
€3492

Slide 16 - Quizvraag

Is een telefoon kopen op afbetaling een lening?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen

Slide 18 - Quizvraag