Para practicar en clase

• Spaans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

¡Bienvenidos a la clase de español!

Capítulo 6: Verano en Cádiz 

Cádiz

La clase de hoy: De les vandaag

La meta de la clase: het doel van les

De grammatica en de woordenschat opfrissen en die kunnen toepassen in de opdrachten.

Actividades: Grammaticale regels!!    (Oefentoets 1)

- Jullie oefenen met de woordjes van hoofdstuk 6.

- Jullie oefenen met he gebruik van "Ser-Estar -Hay" "Presente". 

- Jullie oefenen met de  "Presente perfecto".

- Jullie oefenen met de "Luistervaardigheid".  

                                      

                                  Voorbereiden op de toets 

                                                                    

                                                                    

1. Jullie oefenen met he gebruik van "Ser-Estar -Hay"  

Hay vs Estar en Ser vs Hay

Sleep het werkwoord naar de juiste plek!

Gijs y yo...........................de México.

 La clase....................... en la tercera planta.

Este reloj................. negro con blaco.

Eloise y Jade......................en el restaurante.

Vosotros ......................... mis estudiantes.

¡Esos postres..............................deliciosos!

Emma y yo ..........................en la discoteca

están

somos

está

es

son

estamos

sois

Om iets te zeggen over het karakter of over hoe groot iemand is, gebruik je het werkwoord...

1. Estar
2. Hay
3. Ser
4. hacer

Welke kenmerken horen bij HAY?

Welke kenmerken horen bij HAY?

1. “Hay” + mucho +mal + poco + pocos + mucha + muchas.
2. “Hay” + mucho +muchos + poco + pocos + mucha + muchas.
3. “Hay” wordt gebruikt met onbepaalde lidwoorden. (un - unos - una - unas)
4. “Hay” wordt gebruikt met bepaalde lidwoorden. (la - las - el - los)

Als Peppa aan het zoeken was voor George , wat zou zij gebruiken?
hay of estar

Als Emma aan het zoeken was voor Sanna, wat zou zij gebruiken? Hay of Estar

1. "¿Dónde hay George?"
2. "¿Dónde está George?"

Als Lisa verveeld was en aan het zoeken was naar een oud boek om te lezen, welke zou ze gebruiken? Está or hay?

Als Lisa verveeld was en aan het zoeken was naar een oud boek om te lezen, welke zou ze gebruiken? Está or hay?

1. Hay, omdat zij niet naar een specifiek boek zocht
2. Está, omdat zij weet waar het boek ligt

Welk van deze zinnen is correct?

1. ¿Dónde está Waldo?
2. ¿Dónde hay Waldo?
3. ¿Dónde esta Waldo?
4. ¿Donde hay Waldo?

Hay vs Estar

1.) Quito....................en el Ecuador.                (2.) ........un restaurante chino delante de mi casa.

3.) ........pocos pasajeros por causa del virus.  (4.) ¿Dónde.................... un cajero automático?

5.) Mi colegio.................... cerca de mi casa.   (6.) Los bolsos................ en la mesa.

Welke van volgende zinnen hebben een foutje.

A. No veo los bolígrafos. Estáis muchos en la mochila.

B. En el mar hay muchos peces.

C. Nosotros somos en el colegio. 

D. Soy holandés pero vivo en España.

E. ¿Hay los libros en la mesa?

1. A- B - D
2. A- B - D
3. A- C - E
4. A - C - E

Samenvatting

Zijn

• Ser - kenmerken, eigenschappen
• Estar - zich bevinden, tijdelijke toestand
• Hay - er is, er zijn, wordt gebruikt wanneer het onderwerp onbepaald is.

2. Presente Perfecto

De "presente perfecto" heet in het Nederlands de...

1. onvoltooid verleden tijd (o.v.t.)
2. voltooid verleden tijd (v.v.t.)
3. voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
4. tegenwoordige tijd (t.t.)

Het hulpwerkwoord voor "Presente perfecto" heeft twee betekenis

1. heb / ben
2. doen / deed
3. hebben / zijn
4. haber

Het hulpwerkwoord voor "presente perfecto is...

1. hace
2. hacer
3. hader
4. haber

Het voltooid deelwoord vorm je door achter de stam het volgende te zetten...

1. -ado of -edo
2. -ado of -ido
3. -ado, -ido, -edo
4. -ido

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto.
Esta semana (viajar, yo) a Barcelona.

1. ha viajado
2. he viajido
3. he viajado
4. ha viajido

Noem vier onregelmatige werkwoorden in de presente perfecto en geef de vervoeging.

Noem vier onregelmatige werkwoorden in de "presente perfecto" en schrijf het voltooid deelwoord op van.

Bijvoorbeeld: Ir (gaan) - ido 

Voltooide deelwoorden zijn...

1. hablido - comido - vivido
2. hablido - comido - vivido
3. hablado - comedo - vivido
4. hablado - comido - vivido

schrijf het voltooid deelwoord op van:
visitar

Schrijf het voltooid deelwoord op van: 

A. visitar

B. querer

C. decidir 

B. Leer

schrijf het voltooid deelwoord op van: "Ir" (gaan)

Hoe zeg je in het Spaans:
A. wij hebben gezien
B. hij heeft gezien
C. jullie hebben geschreven

Waarom is de volgende zin niet juist.
Mi hermano y yo caminado mucho.

1. Omdat de presente perfecto uit 2 delen bestaat.
2. Omdat de uitgang van het werkwoord niet correct is.
3. Omdat het hulpwerkwoord niet in de zin staat.
4. Omdat de vervoeging van haber niet in de zin staat.

Presente perfecto

1. Celina...........................(caminar) por las playas de Cádiz.

2. Bas y Miguel..........................(ver) cosas muy bonitas en sus vacaciones.

3. Hoy...........................(perder-yo)  mis libros.  

4. ¿Tú...........................(hacer) los deberes en LessonUP?.

5. Nathan siempre............................(vivir) en Holanda.

6..Alicia. y yo...........................(escribir) las respuestas del examen en un su cuaderno.

Schrijf de vervoeging op in het Spaans.

1.Hoy ..........................(ik heb gedaan) la cena.

2.¿ ..................................(jij hebt meegebracht) tus libros?

3...................................(wij hebben genoten) mucho en la fiesta.

4. ¿......................................(jullie zijn begonnen) a estudiar para el examen?

voltooid deelwoord=

participio

 ww op -ar= ado    cant ado 

 ww op -er= ido     com ido   

 ww op -ir= ido       viv   ido

Let op:

het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord staan altijd bij elkaar!!!!!

Samenvatting

hulpwerkwoord:

Haber

he

has

ha

hemos

habéis

han

Is voor jou duidelijk wat een "voltooid deelwoord"

😒🙁😐🙂😃

3. Vocabulario

Woordenschat

Hoofdstuk 6 

Vocabulario: sleep de juiste combinaties naar elkaar toe

zwemmen

dansen

de zee

de slippers

leuk

hoog

beginnen

samen

de wind

vanmorgen

esta mañana

dl mar

empezar

juntos

divertido/a

alto/a

nadar

bailar

viento

las chanclas

Noem drie woorden bij elke onderwerp in het Spaans:

1. de seizoenen: 1._____ 2. _____ 3. _____

2. het hele werkwoord:  1._____ 2. _____ 3. _____

3. Kledingstuk: 1._____ 2. _____ 3. _____

4. De dagdelen: 1._____ 2. _____ 3. _____

In ieder rijtje zit een woord dat er niet in thuishoort. Schrijf dat op.

In ieder rijtje zit een woord dat er niet in thuishoort. Schrijf dat op.

1. el bosque - el mar - la playa - tomar el sol.

2. el jersey - la toalla - el bikini- las chanclas .

3. llueve - el viento - el frío - el papel.

4. Escuchar

Luistervaardigheid

Luister dit fragment en sleep de zinnen naar de juiste plek.

Juist

Onjuist

1. Het lievelingslied van José is het lied van de kleuren.

2. De favoriete stad van José is Madrid.

3. José woont in Toledo.

4. Het huis van José heeft 4 slaapkamers.

6. Het huis van José heeft 3 badkamers en 1 woonkamer.

5. Het huis van José heeft 1 keuken.

7. Zijn favoriete plaats in huis in zijn slaapkamer.

Hoe goed heb je de stof van deze les begrepen?

1. Ik snap het helemaal
2. Ik snap het goed
3. Ik snap het een beetje
4. Ik snap het niet

¡Fin del examen!