ADEMHALING week 2 les 2

ADEMHALING
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomie en fysiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

ADEMHALING

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk je aan bij ADEMHALING?

Slide 2 - Woordweb

Waardoor wordt de luchtpijp afgesloten bij slikken
A
Door de huig.
B
Door het strottenklepje.
C
Door het strottenhoofd
D
Door de tong

Slide 3 - Quizvraag

Waar vindt de gasuitwisseling plaats?
A
in de longblaasjes
B
in de bronchiën
C
In de luchtpijptakjes
D
in de neusholte

Slide 4 - Quizvraag

De luchtpijp vertakt zich in
A
bronchiën
B
longblaasjes
C
luchtpijpvaten
D
luchtpijptakjes

Slide 5 - Quizvraag

Alveoli =
A
Strottenhoofd
B
Gebied achter neus, mond en strottenhoofd
C
Longblaasjes
D
Luchtpijptakken

Slide 6 - Quizvraag

ADEMHALING
> Ons lichaam heeft zuurstofgas nodig voor verbranding van voedingsstoffen = OXIDATIE.

> Bij de verbranding komt energie vrij in de vorm van:

  • Warmte
  • Arbeidsvermogen

Slide 7 - Tekstslide

BOUW VAN DE WANDEN VAN DE LUCHTWEG
Van binnen naar buiten:

  • Binnenste laag: slijmvlies met trilharen = epitheelweefsel
  • Middelste laag: glad spierweefsel
  • Buitenste laag: bindweefsel

Slide 8 - Tekstslide

neusholte
luchtpijp
long
middenrif
huig
slokdarm
longblaasje

Slide 9 - Sleepvraag

longblaasjes
longen
bronchiën
brochiolen
luchtpijp

Slide 10 - Sleepvraag

OPBOUW VAN DE LUCHTWEG
  • Neus
  • Keelholte met strottenhoofd
  • Luchtpijp
  • Grote luchtpijptakken = bronchiën
  • Longen
  • Kleinere luchtpijptakjes
  • Longtrechtertjes met longblaasjes 

Slide 11 - Tekstslide

FUNCTIE NEUS
  • Zuivering door reukzintuig.
  • Reiniging door trilharen.
  • Bevochtiging door slijmvlies.
  • Verwarming door capillairen (haarvaten) van het slijmvlies.
  • Onschadelijke maken van ziektekiemen door neusamandelen (=lymfeknopen).

Slide 12 - Tekstslide

FUNCTIES STROTTENHOOFD
  • Luchtpassage.
  • Stemvorming.
  • Afsluiten luchtpijp bij slikken door strottenklepje.

Slide 13 - Tekstslide

LUCHTPIJP
  • Ligt in de borstholte VOOR de slokdarm.

  • Opgebouwd uit 16 tot 20 kraakbeenringen 
(glasachtig kraakbeen).

  • Ze zijn aan de achterzijde afgeplat (hoefijzervormig).

  • Functie kraakbeenringen:
open en buigzaam houden van de luchtpijp 

Slide 14 - Tekstslide

VERTAKKINGEN LUCHTPIJP
Ter hoogte van de 4e of 5e borstwervel en de aortaboog vertakt de luchtpijp zich in 2 grote luchtpijptakken = bronchiën.

Slide 15 - Tekstslide

GROTE LUCHTPIJPTAKKEN
  • Kraakbeenringen zijn rond.

  • De takken komen uit in de longen.

  • De linker tak splitst zich in tweeën. 
  • De rechter tak splitst zich in drieën.

Slide 16 - Tekstslide

Waarom bestaat de linker long uit 2 kwabben en de rechter long uit 3 kwabben?

Slide 17 - Open vraag

LONGEN
  • Ze zitten in de borstholte vanaf even boven 1e rib tot middenrif.

  • Om de longen zit een dubbel vlies:
  • Binnenste = longvlies
  •  Buitenste = borstvlies (tegen de borstkas).

  • De longen bewegen zelf NIET (passief) maar gaan mee met de beweging van de vliezen.

Slide 18 - Tekstslide

LONGBLAASJES
  • Dit is het ademhalingsoppervlak want hier vindt gaswisseling plaats via de wanden van de longblaasjes.

  • Over de longblaasjes ligt het bijzondere haarvatennet van de kleine bloedsomloop.

Slide 19 - Tekstslide

3

Slide 20 - Video

UITADEMING
Koolzuurgas (koolstofdioxide) wordt via de capillairen opgenomen uit de cellen en door de rode bloedcellen naar de longen vervoerd.

Slide 21 - Tekstslide

INADEMING
Zuurstofgas wordt bij de longblaasjes aan het bloed afgegeven en door de rode bloedcellen naar de cellen vervoerd.

Slide 22 - Tekstslide

Wat gebeurt er als je uitademt met de borstkas?
A
De borstkas wordt groter.
B
De borstkas wordt kleiner.
C
De borstkas verandert niet.

Slide 23 - Quizvraag

GASWISSELING
  • Gebeurt door diffusie (spontane uitwisseling van gassen van hoge concentratie naar lage concentratie).

  • Hoge concentratie zuurstofgas in longblaasjes dan gaat het naar het bloed.

  • Hoge concentratie koolzuurgas in het bloed dan gaat het naar de longblaasjes.

Slide 24 - Tekstslide

REGELING ADEMHALING
  • Vanuit het ademcentrum in het verlengde merg van de hersenstam.

  • Het centrum wordt geprikkeld door het koolzuurgasgehalte van het bloed.

  • Het ademcentrum hoort bij het vegetatieve = autonome = onwillekeurige zenuwstelsel.

Slide 25 - Tekstslide

ADEMHALINGSSPIEREN
  •  Tussenribspieren
  •   Middenrif
  • Buikspieren

Slide 26 - Tekstslide

hoe wordt het middenrif ook genoemd?
A
alveoli
B
costae
C
Larynx
D
diafragma

Slide 27 - Quizvraag

MIDDENRIF = DIAFRAGMA
Vormt de scheiding tussen borstholte en buikholte.

Openingen voor:
  •  Slokdarm
  •  Aorta
  • Onderste holle ader
  • Lymfevaten
  • Zenuwen

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Wat gebeurt er met het middenrif als je uitademt?
A
Het middenrif ontspant en wordt koepelvormig.
B
Het middenrif spant aan en wordt platter.
C
Het middenrif beweegt niet.

Slide 31 - Quizvraag

WERKING MIDDENRIF BIJ INADEMING:

trekt samen en wordt dan platter.
De borstholte wordt groter.
De buikholte wordt kleiner.
WERKING MIDDENRIF BIJ UITADEMING:

ontspant en wordt dan koepelvormig.
De borstholte wordt kleiner.
De buikholte wordt groter.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Wanneer gebruik je welke ademhaling?

Slide 35 - Open vraag

BORSTADEMHALING

= hoge ademhaling.

De ribben worden voornamelijk verplaatst.
BUIKADEMHALING

= lage ademhaling.

Het middenrif wordt voornamelijk verplaatst.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Longfunctiewaarden
Ademteugvolume (VT)
de hoeveelheid lucht die je tijdens een rustige ademhaling inademt of uitademt
Inspiratoir reserve volume (IRV)
de hoeveelheid lucht die je na een gewone inademing, bewust, nog extra kan inademen
Expiratoir reserve volume (ERV)
de hoeveelheid lucht die je na een gewone uitademing nog extra kan uitademen
Vitale capaciteit (VC)
de maximale verplaatsbare lucht tijdens een inademing of uitademing
Residuvolume (RV)
de hoeveelheid lucht die na maximale uitademing in de longen achterblijft
Totale longcapaciteit (TLC)
de hoeveelheid lucht die de longen bevatten na maximale inademing

Slide 38 - Tekstslide

Waaruit bestaat de longcapaciteit?
A
Ademvolume + vitale capaciteit
B
Ademvolume + restvolume
C
Vitale capaciteit + restvolume

Slide 39 - Quizvraag

1
5
6
7
Vitale capaciteit
Ademvolume
Restvolume
Longvolume

Slide 40 - Sleepvraag