7.5 Een populatie vol allelen

7.5 Een populatie vol allelen
8.3 Een populatie vol allelen (deel 1)
Voorkennisvragen
1. Wat zorgt voor variatie in een populatie?
2. Welk effect heeft een sterke selectiedruk op de allelfrequentie van een populatie?

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

7.5 Een populatie vol allelen
8.3 Een populatie vol allelen (deel 1)
Voorkennisvragen
1. Wat zorgt voor variatie in een populatie?
2. Welk effect heeft een sterke selectiedruk op de allelfrequentie van een populatie?

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Leerdoelen
  • Lezen
  • Instructievideo
  • Verwerken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
1.  Je kunt benoemen aan welke eisen een Hardy-Weinberg evenwicht moet voldoen.
2. Je kunt de formules p + q=1 en p2+2pq + q2=1 toepasssen.


Slide 3 - Tekstslide

Lezen blz. 232-233
Tekstbegripsvragen:
1. Voor het proeven van PTC geldt A = wel kunnen proeven, a = niet proeven. In de klas zitten 23 leerlingen. 14 leerlingen kunnen wel PTC proeven en 9 niet. Van de 14 leerlingen zijn er 8 heterozygoot. Wat is de genotype- en de allelfrequenties van deze groep als het gaat om PTC proeven?
2. Hoe ontstaan nieuwe allelen?
3. Beschrijf genetic drift in eigen woorden
4. Hoe noemen we het fenomeen waarbij een klein groepje individuen uit een populatie emigreert en een nieuwe populatie vormt, waarbij in de nieuwe populatie een zeldzaam allel veel vaker voorkomt dan in de oorspronkelijke populatie?
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Instructie
1.  Kijk het filmpje in ieder geval tot 11:00. De laatste 6 minuten alleen als je het interessant vindt.

2. Tijdens het filmpje volgen oefenvragen.

3. Bij dit onderwerp is het belangrijk om erg veel te oefenen!


Slide 5 - Tekstslide

9

Slide 6 - Video

05:34
Wat bereken je met de formule p+q=1?
A
De allelfrequenties
B
De genotypefrequenties?

Slide 7 - Quizvraag

05:34
Wat bereken je met de formule p2+2pq + q2=1
A
De allelfrequenties
B
De genotypefrequenties

Slide 8 - Quizvraag

05:34
Waar staat p voor?
A
p is de allelfrequentie van het dominante allel
B
p is de allelfrequentie van het recessieve allel
C
p is de genotypefrequentie van de dominante homozygoot
D
p is de genotypefrequentie van de recessieve homozygoot

Slide 9 - Quizvraag

05:34
Waar staat 2pq voor?
A
pq is de allelfrequentie van het heterozygote allel
B
pq is de allelfrequentie van het recessieve allel
C
pq is de genotypefrequentie van de dominante homozygoot
D
pq is de genotypefrequentie van de heterozygoot

Slide 10 - Quizvraag

05:34
Om te onthouden!
Met de allelfrequentie heb je het over de verhouding van het dominante allel (p) en het recessieve allel (q) in een populatie. p=q=1

Met de genotypefrequenties heb je het over de combinatie van allelen (dus dominant homozygoot; p2, recessief homozygoot; q2 en heterozygoot; 2pq) die voorkomen in een populatie.  p2+2pq+q2=1

Slide 11 - Tekstslide

09:28
Bij mannen is het gen voor een bepaalde vorm van kaalheid dominant en niet X-chromosomaal. Bij vrouwen worden alleen individuen die homozygoot zijn voor deze vorm van kaalheid, min of meer kaal op latere leeftijd. In een steekproef van 10.000 mannen uit een populatie die in Hardy Weinberg evenwicht is, hebben 7225 mannen het genotype waardoor ze niet kaal zullen worden. Kaalheid op jeugdige leeftijd heeft geen invloed op huwelijks of voortplantingskansen. Bereken voor een steekproef van 10.000 vrouwen uit deze populatie het aantal vrouwen dat helemaal niet kaal zal worden. Het antwoord is?
A
7225
B
2775
C
9775
D
225

Slide 12 - Quizvraag

09:28
UITWERKING

Stap 1:
Allel frequentie
Niet kaal (aa) 7225: 10.000 = 0,7225   a = √0,7225 = 0,85(q) 

p + q = ? + 0,85 = 1 (want in opgave staat H-W-evenwicht)
p (A) = 0.15 en q (a) = 0,85
Stap 2:
Hoeveel vrouwen van 10.000 niet kaal
Niet kaal (aa en Aa)
Kaal (AA) A=0,15      AA=0,152 = 0,0225 of 2,25%
Totaal: 2,25% van 10.000 mensen= 225 zijn kaal, dus 9775 zijn er niet kaal.

Het goede antwoord is dus 9775!



Slide 13 - Tekstslide

09:28
Een populatie is in Hardy Weinberg evenwicht voor 2 niet gekoppelde genen A en B. (a) Wat is de frequentie van het genotype AaBB wanneer de frequentie van het recessieve allel a 0.60 is en de frequentie van het recessieve allel b 0.20 is?

Slide 14 - Open vraag

09:28
In Californië worden zogenaamde Shorthorn runderen gefokt. Bij Shorthorn runderenkomen de allelen CR en CW voor vachtkleur voor. Dieren met het genotype CRCR hebben een rode vacht, dieren met het genotype CRCW zijn roodbont en dieren met het genotype CWCW zijn wit.In een bepaald gebied/ leven op een bepaald moment 99 rode, 48 witte en 153roodbonte Shorthorn runderen.
Bereken de frequentie van het allel CR in de genenpool van deze populatie. Geef je antwoord in procenten.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide