Schaatsen

Schaatsen
Schaatsen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
ISKISK

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schaatsen
Schaatsen

Slide 1 - Tekstslide

Schaatsen 
  • Werkwoord: Ik schaats, jij schaatst - wij schaatsen
  • Bewegen op het ijs.
  • Zin: Donderdag gaan wij schaatsen.
  • Zin: Kan jij schaatsen?

Slide 2 - Tekstslide

Kun jij schaatsen?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 3 - Quizvraag

ijs
  • Water wat is bevroren.
  • Natuurijs - kunstijs.
  • Buiten -5 graden
  • Zin: Het is buiten heel erg koud. Het water is ijs geworden.

Slide 4 - Tekstslide

Handschoenen
  • Handschoenen.
  • Lekker warm.
  • Verplicht tijdens het schaatsen.
  • Zin: Ik trek mijn handschoenen aan.

Slide 5 - Tekstslide

Muts
  • Op je hoofd
  • Lekker warm.
  • Zin: Ik trek mijn handschoenen aan.

Slide 6 - Tekstslide

bushalte
  • Een plek waar je met de bus  stopt
  • 09.20 op school
  • Zin: Wij gaan donderdag met de bus naar de schaatsbaan.

Slide 7 - Tekstslide

Wat neem jij donderdag mee?
  • Warme kleren (Lange broek, shirt met lange mouwen, jas).
  • Handschoenen
  • OV-chipkaart (met €5,-)
  • eten en drinken

Slide 8 - Tekstslide

Wat neem jij donderdag mee?

Slide 9 - Woordweb

Muts
Schaatsen
ijs
Handschoenen

Slide 10 - Sleepvraag

Waar zie jij de betekenis van 'verplicht'?
A
Het moet
B
Het mag
C
Donderdag mag ik mijn handschoenen aan
D
Donderdag moet ik mijn handschoenen aan.

Slide 11 - Quizvraag

Ik heb zin in donderdag! :)
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll