Klas 2C 10/13/22

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

English 2C
10/13/22

VOCABULARY 1

a. duidelijk / natuurlijk
b. gehecht zijn aan / vast zitten aan
c. berg
d. aarzelen / twijfelen

VOCABULARY 2 

a. personality trait
b. to design
c. to bully
d. to stroll (wandelen = fout!)

VOCABULARY 3 

a. to gossip (1p) / roddelen (0.5)
b. extrovert (sociable goed gerekend, gezellig niet, wel goed: een gezellig persoon)
c. afraid

VOCABULARY 4

a. spend the night
b. proud
c. city trip
d. behaviour
e. enchanting

VOCABULARY 5

a. confident / sociable / talkative / rude 
b. relaxed / calm 
c. luxury / rich (richdom is fout want dat is geen woord)

GRAMMAR 1

1P: Het belangrijk is wanneer het is gebeurd

1P: voorbeeld, zoals planned of een zin als 
"I ordered pizza yesterday"

GRAMMAR 2

a. liked
b. snowed
c. travelled
d. married
e. planned

GRAMMAR 3

a. an amazing experience
b. a new car
c. an elephant 
d. an hour (uitzondering)
e. the restaurant his mom talked about (specifiek)
f. a cute bird

GRAMMAR 4

1P: an is fout

0,5P: lovely begint met een l
1P: lovely begint met een l en dat is een medeklinker

GRAMMAR 5

Meest voorkomende fouten: 
- Past simple foutief (-0,5p)
- woord uit woordenlijst (of dat je echt zou moeten kennen) foutief (-0,5p)
- Niet voldaan aan eisen van de opdracht (basis 4P niet behaald)
- where verwarren met were (-0,5) 
- verkeerde voorzetsels (-0,5)
- their / there door elkaar halen (-0,5)
LET OP: Niet alle markeringen zijn aftrek, pas als er 0,5 staat is het aftrek.