In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
lezen
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
timer
1:00
Waar denk je aan bij grammatica?
Slide 2 - Woordweb
Wat is grammatica?
A
Taalregels
B
Bouwstenen
C
Structuur van een taal
D
Functie van zinsdelen
Slide 3 - Quizvraag
Grammatica zinsontleden
De ijverige leerlingwashard aan het werk.
Deze les herhalen we:
de pv; (doe de tijdproef/ getalproef)
het wwg (alle ww in de zin en ww met 'te' of 'aan het')
het ow; (wie of wat + wwg?)
en het bijv nw. (zegt iets over een zelfst. nw; hard zegt iets over een ww, dus dat is geen bijv. nw)
Slide 4 - Tekstslide
Werkwoorden zijn alle werkwoorden die een handeling aangeven
Zelfstandig ww (zww)=ww dat voor de betekenis van de zin niet weggelaten kan worden. Staat vaak achterin als er meerdere ww in de zin staan. Maar 1 ww in de zin? Dan is dat atijd een zww!
Hulp ww = helpt het zww. Kan voor de betekenis, weggelaten worden en staat vaak vooraan in de zin.
Slide 5 - Tekstslide
Grammatica zinsontleden
Wie/wat speelt de hoofdrol? (ow)
Wat gebeurt er?
Waar gebeurt er iets?
Wanneer? Hoe?
Betekenis?
Slide 6 - Tekstslide
Boer (ow) zoekt (pv) vrouw. (lv-leren we nog)
Slide 7 - Tekstslide
Vrouw (ow) zoekt (pv) boer (lv).
Slide 8 - Tekstslide
Een zinsdeel...
...is een woord of groepje woorden die bij elkaar horen.
...kun je voor de pv zetten. ('voorzetproef')
...geeft antwoord op de vragen wie/wat, waar, hoe, etc.
Slide 9 - Tekstslide
Stappenplan
1) Zet de pv (en andere ww) tussen strepen.
2) verdeel de zin met behulp van de 'voorzetproef'.
Slide 10 - Tekstslide
Verdeel de zin in zinsdelen.
Probeer eerst zelf voor je het antwoord bekijkt.
Een hamstermoeder verslindt vaak een aantal jongen.
Slide 11 - Tekstslide
Verdeel de zin in zinsdelen.
Een hamstermoeder /verslindt/ vaak /een aantal jongen.
1) Verslindt een hamstermoeder vaak een aantal jongen?
2) Vaak verslindt een hamstermoeder een aantal jongen
3) Een aantal jongen....? (ook een zinsdeel?)
Slide 12 - Tekstslide
Een hamstermoeder /verslindt/ vaak /een aantal jongen.
Wie/wat?
Wat gebeurt er? Waar?
Wanneer?
Hoe?
Slide 13 - Tekstslide
wwg als werkwoordelijke uitdrukking (figuurlijke betekenis).
Bram sloeg het advies in de wind
In de wind slaan is een figuurlijke betekenis voor negeren (=ww).
Slide 14 - Tekstslide
Wat is de pv in onderstaande zin? De jongen heeft de toets goed geleerd.
A
de jongen
B
heeft
C
de toets
D
geleerd
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het wwg in deze zin? Het meisje heeft de toets werkwoordspelling goed geleerd.
A
het meisje
B
werkwoordspelling
C
heeft
D
heeft, geleerd
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het ow in de volgende zin? De kinderen hadden erg veel behoefte aan vakantie.
A
vakantie
B
hadden
C
de kinderen
D
behoefte
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de volgende zin? De leerlingen vonden de grote toets erg moeilijk.
A
erg
B
grote
C
moeilijk
D
grote, moeilijk
Slide 18 - Quizvraag
De leerlingen vonden de grote toets erg moeilijk.
grote en moeilijk zijn hier het bijv. nw, omdat ze beide iets zeggen over het zelfstandig naamwoord 'toets'.