Week 20_H3
1 / 18
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Welke tijd is de impératif?
A
Tegenwoordige tijd
B
Toekomende tijd
C
Verleden tijd
D
Gebiedende wijs
Slide 7 - Quizvraag
Welke 3 vormen heeft de gebiedende wijs?
A
il, nous, vous
B
tu, nous, ils
C
je, nous, vous
D
nous, vous, ils
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn de 3 vormen van de impératif van prendre?
A
prends, prennons, prennez
B
prenne, prenons, prenez
C
prends, prenons, prenez
Slide 9 - Quizvraag
De impératif van finir is
A
Vous finissez
B
Finissez!
Slide 10 - Quizvraag
De impératif van répondre is
A
Vous répondez
B
Répondez!
Slide 11 - Quizvraag
De impératif van partir is
A
Vous partez
B
Partez!
Slide 12 - Quizvraag
Welk werkwoord heeft een onregelmatige gebiedende wijs?
A
Aller
B
Manger
Slide 13 - Quizvraag
(gebiedende wijs) Neem een ijsje!
A
prend une glace!
B
prends une glace!
C
tu prends une glace!
D
Prenons une glace!
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de gebiedende wijs van het werkwoord avoir (je vorm)
A
Aie
B
Ayons
C
Ayez
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de gebiedende wijs van "vendre" tegen meerdere mensen?
A
vends la maison!
B
vendons la maison!
C
vendez la maison!
Slide 16 - Quizvraag
'Kijk'
In het Frans?
(Regarder met vous + gebiedende wijs)
In het Frans?
(Regarder met vous + gebiedende wijs)
A
Regardé!
B
Regarder!
C
Regardez!
D
Regardent
Slide 17 - Quizvraag
'Kijk!'
In het Frans?
(Regarder met tu + gebiedende wijs)
In het Frans?
(Regarder met tu + gebiedende wijs)
A
Regardes tu!
B
Tu regardes!
C
Regardes!
D
Regarde!
