Chapitre 6 bron H: futur Proche

werkwoord          Aller ( Gaan) + Futur proche - toekomende tijd
                                    Uitleg en opdrachten
      
 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

werkwoord          Aller ( Gaan) + Futur proche - toekomende tijd
                                    Uitleg en opdrachten
      
 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
 Aan het einde van de les:
1. Kan ik het werkwoord aller toepassen
2. Kan ik de toekomende tijd in een Franse tekst herkennen.
3. Kan ik een Franse zin in de toekomende tijd zetten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoord aller
We beginnen met het werkwoord aller (= gaan).

Slide 4 - Tekstslide

VERVOEGING WERKWOORD ALLER
  • Je vais = ik ga
  • Tu vas = jij gaat
  • Il / elle va = hij/zij gaat
  • On va = wij gaan
  • Nous allons = wij gaan
  • Vous allez = jullie gaan/ u gaat
  • Ils / elles vont = zij gaan

Slide 5 - Tekstslide

Et maintenant à vous!
Sleep de juiste vormen van het werkwoord aller naar de juiste persoon.
Je
Tu
Il/elle/on
ils/elles
Nous
Vous
vais
va
allez
vas
vont
allons

Slide 6 - Sleepvraag

Even oefenen!
Vul je juiste vorm van het werkwoord aller in de zin in.

Slide 7 - Tekstslide

Je .... à la boulangerie.

Slide 8 - Open vraag

Nous .... au club de foot.

Slide 9 - Open vraag

Tu .... à l'ecole aujourd'hui?

Slide 10 - Open vraag

Vous .... manger une pizza?

Slide 11 - Open vraag

Futur proche
Met het werkwoord aller kun je zinnen in de toekomende tijd (= futur proche) zetten.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

vul zoveel mogelijk (hele) werkwoorden in

Slide 14 - Woordweb

1

Slide 15 - Video

Noteer de zinnen in de futur proche in je schrift.

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen!
We gaan nu oefenen met het opstellen van de futur proche.

Slide 17 - Tekstslide

Welke zin staat niet in de futur proche?
A
Tu as mangé une pizza.
B
Tu vas manger une pizza.
C
Vous allez manger une pizza.
D
Nous allons manger une pizza.

Slide 18 - Quizvraag

02:59
Je gaat nu een opdracht maken
Pak jouw schrift en een pen. Maak de opdracht zoals uitgelegd in het filmpje in je schrift.

Slide 19 - Tekstslide

Futur proche herkennen
Houd je schrift en pen nog even bij de hand. Je krijgt nu een leestekst te zien. Noteer de zinnen die in de futur proche staan in je schrift.

Slide 20 - Tekstslide

Zet in de futur proche:
je regarde une série.
A
je vas regarder une série.
B
je vais regarder une série.
C
je vais regarde une série
D
j'aller regarder une série.

Slide 21 - Quizvraag

Elle (gaat bezoeken) la Tour Eiffel.
A
vais visiter
B
vas visiter
C
va visiter
D
visiter

Slide 22 - Quizvraag

Tu (gaat vinden) ton livre!
A
vais trouver
B
vas trouver
C
allez trouver
D
vont trouver

Slide 23 - Quizvraag

Vous (gaat dragen) une robe rouge.
A
allons porter
B
allez porter
C
vont porter
D
porter

Slide 24 - Quizvraag

(gaat praten) Il _________ espagnol.

Slide 25 - Open vraag

(gaan wonen) Nous _________ à Wijk bij Duurstede.

Slide 26 - Open vraag

(ga beginnen) Je _________ le cours.

Slide 27 - Open vraag

Tijd voor evaluatie!
Vul de vragen in ter evaluatie van deze les.

Slide 28 - Tekstslide

Ik kan het werkwoord aller toepassen in een zin.
(100= helemaal, 0 = totaal niet)
0100

Slide 29 - Poll

Ik begrijp hoe ik een zin in de toekomende tijd moet zetten in het Frans.
(100= helemaal, 0 = totaal niet)
0100

Slide 30 - Poll

Ik vond het een leerzame les
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll