Onderwijs van morgen "Achteraf betalen"

Onderwijs van morgen "Achteraf betalen"

Achteraf betalen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Onderwijs van morgen "Achteraf betalen"

Achteraf betalen

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Ik weet hoe ik het onderwerp in een tekst vind
  • Ik weet hoe ik de hoofdgedachte in een tekst vind 
Klein beetje theorie en daarna video kijken over achteraf betalen in winkels. In lesson-up vragen beantwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

1. Leg uit waarom jongeren makkelijker in de problemen komen door achteraf betalen dan volwassenen.

Slide 3 - Open vraag

Bij wie ligt volgens jou de verantwoordelijkheid om voor achteraf betalen te kiezen: bij de gebruiker of bij de winkels die dit aanbieden?

Slide 4 - Open vraag

Kernzin
De kernzin is eigenlijk de hoofdgedachte van een alinea. Hierin staat de belangrijkste informatie van die alinea. De rest van de alinea geeft uitleg en voorbeelden.
De kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van een alinea.

Is het tekstdoel overtuigen? Dan is de hoofdgedachte meestal de mening van de schrijver. 
Is het tekstdoel informeren? Dan heeft de tekst vaak een feitelijke hoofdgedachte. Bijvoorbeeld: Een leasefiets is na twee jaar al duurder dan wanneer je zelf een nieuwe fiets koopt.


Slide 5 - Tekstslide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is de kortst mogelijke samenvatting van een tekst. Stel jezelf de vraag: wat is het belangrijkste dat de schrijver of spreker over het onderwerp zegt? Het antwoord op deze vraag noteer je in één zin. Bijvoorbeeld: Maaltijdbezorgers hebben slechte arbeidsomstandigheden.
De hoofdgedachte staat bijna nooit woord voor woord in de tekst. Je moet er zelf achter komen en de zin formuleren. Hiervoor kijk je bij geschreven teksten goed naar de titel, de inleiding, tussenkopjes, kernzinnen en het slot. Bij gesproken teksten kijk en luister je goed naar de spreker(s). Je let daarbij vooral op de titel, de tekst onder en in de video, de inleiding en het slot.

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is de kortst mogelijke samenvatting van een tekst. Stel jezelf de vraag: wat is het belangrijkste dat de schrijver of spreker over het onderwerp zegt? Het antwoord op deze vraag noteer je in één zin. Bijvoorbeeld: Vakanties in het buitenland worden steeds duurder.
De hoofdgedachte staat bijna nooit woord voor woord in de tekst. Je moet er zelf achter komen en de zin formuleren. Hiervoor kijk je bij geschreven teksten goed naar de titel, de inleiding, tussenkopjes, kernzinnen en het slot. Bij gesproken teksten kijk en luister je goed naar de spreker(s). Je let daarbij vooral op de titel, de tekst onder en in de video, de inleiding en het slot.


Slide 6 - Tekstslide


Leg uit dat bedrijven zoals Klarna en Riverty geld verdienen als iemand te laat betaalt.

Slide 7 - Open vraag


Wat vind jij: als jongeren onder de achttien jaar tegen de regels in gebruikmaken van achteraf betalen, kun je bedrijven zoals Klarna en Riverty daar dan op aanspreken?

Slide 8 - Open vraag


De overheid vraagt bedrijven om te werken aan een oplossing voor de toenemende schulden onder jongeren door achteraf betalen. Wat zou jij een goede maatregel vinden?

Slide 9 - Open vraag


Onderwerp
 Stel jezelf de vraag: waar gaat deze tekst over? Meestal staat het onderwerp al in de titel en de eerste alinea en is verkennend lezen genoeg om het onderwerp te vinden. Bij luisterteksten vind je het onderwerp meestal in de titel. Het onderwerp geef je weer in één of enkele woorden
Deelonderwerpen
Een onderwerp is vaak verdeeld in deelonderwerpen. Een alinea of groepje alinea’s heeft dan een eigen deelonderwerp.
Deelonderwerpen herken je soms aan de tussenkopjes.  
 tussenkopjes,

De kernzin is eigenlijk de hoofdgedachte van een alinea. Hierin staat de belangrijkste informatie van die alinea. De rest van de alinea geeft uitleg en voorbeelden.
De kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van een alinea.
Tips
Is het tekstdoel informeren? Dan heeft de tekst vaak een feitelijke hoofdgedachte. Bijvoorbeeld: Een leasefiets is na twee jaar al duurder dan wanneer je zelf een nieuwe fiets koopt.
Is het tekstdoel overtuigen? Dan is de hoofdgedachte meestal de mening van de schrijver. Bijvoorbeeld: Neem geen leasefiets, maar leer je eigen fiets repareren.






Slide 10 - Tekstslide