In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Basisstof 6
Speciale manieren van overerven
Slide 1 - Tekstslide
Men kruist twee organismen met de volgende genotypen: AaBbCcdd x aaBbccDd. Hoe groot is de kans op een nakomeling die voor alle genen homozygoot recessief is? (niet gekoppelde genen)
Slide 2 - Open vraag
Uitwerking
Kruising: AaBbCcdd x aaBbccDd
De kans op aabbccdd is:
Aa x aa -> 50% kans op aa
Bb x Bb -> 25 % kans op bb
Cc x cc -> 50 % kans op cc
dd x Dd -> 50 % kans op dd
Dus: 1/2 x 1/4 x 1/2 x 1/2 = 1/32
Slide 3 - Tekstslide
Gekoppelde overerving
Beide genen liggen op HETZELFDE
chromosoom
Onafhankelijke overerving
Beide genen liggen op VERSCHILLENDE
chromosomen
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Teckels!
Ruwe vacht (R) is dominant over gladde vacht (r). Donkere vacht (D) is dominant over blonde vachtkleur (d).
Er is sprake van een gekoppelde overerving.
Twee heterozygote teckels worden gekruist. Wat zijn de genotypen & fenotypen in F1?!
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
P: MH x mh MH mh Wat is de F1?
A
MH
MH
B
mh
MH
C
MmHh
D
Mm
Hh
Slide 9 - Quizvraag
F2?
Bij de F1 vind er zelfbestuiving plaats.
Schrijf de F2 uit in fenotypische verhoudingen.
Slide 10 - Tekstslide
P: MH x mh MH mh
F1: MH x MH mh mh
F2:
MH
mh
MH
MH MH
MH mh
mh
mh MH
mh mh
3 onbehaarde normale & 1 behaarde mandarijn
Slide 11 - Tekstslide
Multiple allelen
Soms zijn er meerdere dominante allelen en één recessieve. Bij bloed is : IA IB en i. IA en IB zijn onvolledig dominant, i is recessief.
Dit noemen we overerving met multiple allelen.
Een mens heeft nog wel maar 2 van deze allelen bij zich (blijft in een paar voorkomen) maar er zijn meerdere mogelijkheden.
Slide 12 - Tekstslide
Vorm van co-dominante overerving
Bloedgroepen zijn een vorm van co-dominante overerving.
Slide 13 - Tekstslide
Bloedgroepen: welke antigenen zijn aanwezig op membraan bloedcellen
Het genotype bij bloedgroepen. 'I' met een toevoeging. Overerving met Multiple Allelen.
Slide 14 - Tekstslide
Wat kan het genotype van iemand met bloedgroep A zijn? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
IA IA
B
IAi
C
IA IA en i i
D
IA IB en IA IA
Slide 15 - Quizvraag
Welke mogelijke genotypen hebben de kinderen van een man met bloedgroep O en een vrouw met bloedgroep AB.
Slide 16 - Open vraag
Bijbehorende fenotypen??
Slide 17 - Tekstslide
Een man met bloedroep A en een vrouw met bloedgroep A krijgen een kind. Welke bloedgroepen kan het kind hebben? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
A
B
B
C
AB
D
O
Slide 18 - Quizvraag
Bij homozygote genotypen ( D of R aandoening afhankelijk) sterfte in een vroeg embryonaal stadium.
Bijv. bij manx katten wordt het ontbreken van de staart veroorzaakt door een dominant allel, wat letaal is als er twee van aanwezig zijn.
Sommige planten zijn niet in staat bladgroen te vormen. Dit zogenaamde albinisme berust op de aanwezigheid van een recessief allel. Albino planten zijn niet levensvatbaar, albinisme is dus een letale eigenschap. Bij een tabaksplant die heterozygoot is treedt zelfbestuiving op. Er ontstaan 600 zaden. Na kieming ontstaan hieruit planten. Hoeveel planten zullen na verwachting niet levensvatbaar zijn?
A
0
B
150
C
300
D
600
Slide 21 - Quizvraag
Speciale overerving
DNA in mitochondriën.
Mitochondriaal DNA erft via eicellen over.
Mitochondriën in zaadcel vlak voor zweepstaart en dringen dus de eicel niet binnen.
Overerving via vrouwelijke lijn.
Slide 22 - Tekstslide
Voor identificatie van een slachtoffer bij een ramp zijn onderstaande personen beschikbaar. Wie zijn geschikt voor identificatie aan de hand van mitochondriaal DNA? (meerdere antw. mogelijk)