Les 4 schrijven

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Kies de juiste verwijswoorden.
Als ik jouw/jou versla met boksen, heb ik net zo vaak gewonnen als jou/jij.
A
jouw - jou
B
jouw - jij
C
jou - jou
D
jou - jij

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De jongen ___ Madelon verliefd is, heet Wietse.
A
op wie
B
waarop

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het was vervelend dat ik in mijn vakantie kiespijn kreeg.
Het verwijst naar:
____
A
mijn vakantie
B
was vervelend
C
kiespijn
D
dat ik in mijn vakantie kiespijn kreeg

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Kies de juiste verwijswoorden.
Deze / Dit familie woont op een schip dat / die helemaal is opgeknapt.
A
Deze - dat
B
Deze - die
C
Dit - dat
D
Dit - die

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul een passend verwijswoord in:
Heb jij de adressen van alle honkbalteamleden? Wil je me ___ even e-mailen?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Kies de juiste verwijswoorden.
De gevaarlijkste stunt dat / die Almin doet, is van dat / die brug af duiken.
A
dat - dat
B
dat - die
C
die - dat
D
die - die

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Kies de juiste verwijswoorden.
De trein met wie / waarmee Joy reist, 
stopt ook bij deze / dit station.
A
met wie - deze
B
met wie - dit
C
waarmee - deze
D
waarmee - dit

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Die generatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden.
Haar verwijst naar:
_____
A
Die generatie
B
wensen
C
rekening houden
D
met haar wensen rekening houden

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ken jij de popgroep Queen,
____ het nummer 'Bohemian Rhapsody' al jaren één staat in de Top 2000?
A
van wie
B
waarvan

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De toneelvereniging zal haar voorstelling dit jaar in de Nobelaer geven.
Haar verwijst naar:
_____
A
De toneelvereniging
B
voorstelling
C
dit jaar
D
in de Nobelaer.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul een passend verwijswoord in:
Het meisje ___ op de cover van de Yes staat, is de zus van mijn vriendin.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik moet mijn verstandskiezen laten trekken en dat valt niet mee.
Dat verwijst naar:
_____
A
verstandskiezen laten trekken
B
mijn verstandskiezen laten trekken
C
Ik
D
Ik moet mijn verstandskiezen laten trekken

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Roken kan schadelijk voor je gezondheid zijn: daar kun je kanker van krijgen.
Daar ... van verwijst naar:
___________
A
Roken
B
schadelijk
C
voor je gezondheid
D
Roken kan schadelijk voor je gezondheid zijn

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul een passend verwijswoord in:
De honden waren onrustig, dus ik ben met ___ gaan wandelen.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De fiets ___ ik jarenlang naar school fietste, is gestolen.
A
op wie
B
waarop

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lady Gaga, ___ Anna een fan is, treedt deze maand op in Ziggo Dome.
A
van wie
B
waarvan

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

= taal die je gebruikt in serieuze situaties. Je gedraagt je netter dan gebruikelijk. Bijvoorbeeld op je werk of bij mensen die je niet super goed kent. 
  • Sollicitatiebrieven, mailtjes etc.
Formeel 
taalgebruik 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

= taal die je gebruikt bij mensen die je goed kent. Denk aan je ouders, vrienden of klasgenoten. Je gebruikt informele woorden in minder serieuze situaties.  
  • Op feestjes, in de kantine etc.
Informeel 
taalgebruik 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Geachte meneer Jansen,
A
formeel
B
informeel

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Met mij is alles prima!
A
formeel
B
informeel

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Bij voorbaat dank voor uw reactie.
A
formeel
B
informeel

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Laat je snel iets van je horen?
A
formeel
B
informeel

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Met vriendelijke groet,
A
formeel
B
informeel

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Beste Marjan,
Afgelopen week heb ik een rekenmachine gekocht bij jouw winkel. Het ding doet het na een week al niet meer. Belachelijk!!

Ik betaal toch zeker niet voor rommel? Ik wil mijn geld terug of een nieuwe rekenmachine. Volgende week dinsdag kom ik in de winkel langs. Dan kun je mij of mijn geld teruggeven of een nieuwe rekenmachine. Dan weet je er even iets van. 

Thanx alvast!!
Groetjes,

Karel

Slide 28 - Tekstslide

Zou je deze brief zo sturen?

Waarom wel of waarom niet?
Opdracht
  1. Bekijk de brief op de vorige slide nog een keer. Dit kun je natuurlijk niet sturen naar de winkel waar je hem gekocht hebt.
  2. Herschrijf de brief, zodat de brief wel verstuurd kan     worden. Let op het taalgebruik!

Slide 29 - Tekstslide

Je krijgt van je docent de brief op de vorige slide op papier. 

Herschrijf de brief.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies