,

BSR 09/11 2ha Schrijven (verwijswoorden, formeel/informeel)

Open alvast je boek op blz. 240-241.
Log alvast in op LessonUp
 (de code staat linksonder in beeld).

Verwijswoorden
Formeel / informeel

Voordat we beginnen:
U2HA
Schrijfvaardigheid
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Open alvast je boek op blz. 240-241.
Log alvast in op LessonUp
 (de code staat linksonder in beeld).

Verwijswoorden
Formeel / informeel

Voordat we beginnen:
U2HA
Schrijfvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je kunt verwijswoorden op de juiste manier gebruiken.
  • Je weet het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik.
  • Je weet wat wel en niet thuishoort in een zakelijke mail.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Het onderdeel Formuleren afronden.
2. Starten met het onderdeel schrijfvaardigheid (verwijswoorden, formeel/informeel).
3. De inhoud van een zakelijke e-mail bekijken.


Wat gaan we vandaag doen?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§4 Voorbeelden
gebruiken
Een tekst (of presentatie) wordt leuker en duidelijker als je voorbeelden gebruikt. Met een voorbeeld leg je een moeilijk woord uit of maak je een situatie duidelijk. Een voorbeeld kan kort zijn (een aantal woorden), maar ook lang (een hele alinea). 


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§4 Voorbeelden
gebruiken
Voorbeelden moet je aankondigen.
Dat kun je doen met signaalwoorden: bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, als, denk maar aan...

Het aantal jonge rokers is de laatste jaren flink gedaald. Als we bijvoorbeeld kijken naar het aantal rokende scholieren, zien we dat er in 1999 veel meer scholieren rookten dan in 2020.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat?
Cursus 6 Formuleren: §4 Voorbeelden gebruiken.
Opdracht 1, 2 en 3 (blz 240-241).
Hoe?
Zelfstandig of in tweetallen. Overleg fluisterend.
Hulp
De theorie in je boek (groene blokken), de uitlegvideo's en de LessonUps.
Tijd
Vijftien minuten.
Waarom?
Om te oefenen met variatie in zinsopbouw. 
Klaar?
https://www.cambiumned.nl/stijl/formuleren/
Huiswerk

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Kies de juiste verwijswoorden.
Als ik jouw/jou versla met boksen, heb ik net zo vaak gewonnen als jou/jij.
A
jouw - jou
B
jouw - jij
C
jou - jou
D
jou - jij

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De jongen ___ Madelon verliefd is, heet Wietse.
A
op wie
B
waarop

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het was vervelend dat ik in mijn vakantie kiespijn kreeg.
Het verwijst naar:
____
A
mijn vakantie
B
was vervelend
C
kiespijn
D
dat ik in mijn vakantie kiespijn kreeg

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Kies de juiste verwijswoorden.
Deze / Dit familie woont op een schip dat / die helemaal is opgeknapt.
A
Deze - dat
B
Deze - die
C
Dit - dat
D
Dit - die

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Kies de juiste verwijswoorden.
De gevaarlijkste stunt dat / die Almin doet, is van dat / die brug af duiken.
A
dat - dat
B
dat - die
C
die - dat
D
die - die

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Kies de juiste verwijswoorden.
De trein met wie / waarmee Joy reist, 
stopt ook bij deze / dit station.
A
met wie - deze
B
met wie - dit
C
waarmee - deze
D
waarmee - dit

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Die generatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden.
Haar verwijst naar:
_____
A
Die generatie
B
wensen
C
rekening houden
D
met haar wensen rekening houden

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ken jij de popgroep Queen,
____ het nummer 'Bohemian Rhapsody' al jaren één staat in de Top 2000?
A
van wie
B
waarvan

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De toneelvereniging zal haar voorstelling dit jaar in de Nobelaer geven.
Haar verwijst naar:
_____
A
De toneelvereniging
B
voorstelling
C
dit jaar
D
in de Nobelaer.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik moet mijn verstandskiezen laten trekken en dat valt niet mee.
Dat verwijst naar:
 ____
A
verstandskiezen laten trekken
B
mijn verstandskiezen laten trekken
C
Ik
D
Ik moet mijn verstandskiezen laten trekken

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Roken kan schadelijk voor je gezondheid zijn: daar kun je kanker van krijgen.
Daar ... van verwijst naar:
___________
A
Roken
B
schadelijk
C
voor je gezondheid
D
Roken kan schadelijk voor je gezondheid zijn

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul een passend verwijswoord in:
De honden waren onrustig, dus ik ben met ___ gaan wandelen.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De fiets ___ ik jarenlang naar school fietste, is gestolen.
A
op wie
B
waarop

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lady Gaga, ___ Anna een fan is, treedt deze maand op in Ziggo Dome.
A
van wie
B
waarvan

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

= taal die je gebruikt in serieuze situaties. Je gedraagt je netter dan gebruikelijk. Bijvoorbeeld op je werk of bij mensen die je niet super goed kent. 
  • Sollicitatiebrieven, mailtjes etc.
Formeel 
taalgebruik 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

= taal die je gebruikt bij mensen die je goed kent. Denk aan je ouders, vrienden of klasgenoten. Je gebruikt informele woorden in minder serieuze situaties.  
  • Op feestjes, in de kantine etc.
Informeel 
taalgebruik 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Geachte meneer Jansen,
A
formeel
B
informeel

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Met mij is alles prima!
A
formeel
B
informeel

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Bij voorbaat dank voor uw reactie.
A
formeel
B
informeel

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Laat je snel iets van je horen?
A
formeel
B
informeel

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Met vriendelijke groet,
A
formeel
B
informeel

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een zakelijke e-mail gebruik je formele taal. Over de vorm bestaan ook een aantal regels.
  • Noteer het onderwerp in de onderwerpregel.
  • Passende aanhef (geachte, beste)
  • Sla een regel over en begin dan met een hoofdletter.
  • Gebruik 'u' en 'met vriendelijke groet'
  • Sla een regel over voor je groet en doe dit ook voor je naam.
  • Check je mail op schrijf- of typfouten.
Zakelijke e-mail
de vorm

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Beste Marjan,
Afgelopen week heb ik een rekenmachine gekocht bij jouw winkel. Het ding doet het na een week al niet meer. Belachelijk!! &$%$!!!

Ik betaal toch zeker niet voor rommel? Ik wil mijn geld terug of een nieuwe rekenmachine!!! Volgende week dinsdag kom ik in de winkel langs. Dan kun je mij of mijn geld teruggeven of een nieuwe rekenmachine. Dan weet je er even iets van. 

Thanx alvast!!
Groetjes Karel

Slide 34 - Tekstslide

Zou je deze brief zo sturen?

Waarom wel of waarom niet?
Opdracht
  1. Bekijk de brief op de vorige slide nog een keer. Dit kun je natuurlijk niet sturen naar de winkel waar je hem gekocht hebt.
  2. Herschrijf de brief, zodat de brief wel verstuurd kan     worden. Let op het taalgebruik!

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Oefen in de online trainer met formuleren. 
Cursus 6 -> §2, 3 of 4 -> trainen
Hoe:
Online methode.
Op de iPad.
Hulp:
Theorie uit je boek
Tijd:
Tot het einde van deze les.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je kunt verwijswoorden op de juiste manier gebruiken.
  • Je weet het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik.
  • Je weet wat wel en niet thuishoort in een zakelijk mail.
Lesdoelen

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet sowieso in een zakelijke e-mail staan qua inhoud?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem minstens drie vormeisen voor een zakelijke e-mail.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode
u2ha: ihcqy

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies