Unit 3 - Comparisons II

Comparisons II
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Comparisons II

Slide 1 - Tekstslide

At the end of this lesson...
...I can say that I am smart then someone else.
...I can say that I am the smartest.

Slide 2 - Tekstslide

At the end of this lesson...
...I can say that I am smart then someone else.
...I can say that I am the smartest.

But first, what do you remember?

Slide 3 - Tekstslide

Nederlands
Engels
Kleiner - groter
Korter - langer
Langzamer - sneller
Jonger - ouder
smaller - bigger
shorter - longer
slower - faster
Younger - older

Slide 4 - Sleepvraag


Vertaal deze zin naar het Engels:
Een kat is kleiner dan een hond.

Slide 5 - Open vraag


Vertaal deze zin naar het Engels:
Een huis is groter dan een kat.

Slide 6 - Open vraag


Vertaal deze zin naar het Engels:
Hij is slimmer dan de docent.

Slide 7 - Open vraag

Who is the smartest?
But what if you don't want to say that you are smarter than the teacher...

Slide 8 - Tekstslide

Who is the smartest?
But what if you don't want to say that you are smarter than the teacher...

But you want to say that you're the smartest of everyone in the class?!

Slide 9 - Tekstslide

Smart
Smarter
Smartest

Slide 10 - Tekstslide

Smart
Smarter
Smartest
Hoe noemen we dit in het Nederlands?

Slide 11 - Tekstslide

Spellingsregel: slimmer dan
Als iemand groter/slimmer/sneller/etc. is dan iemand anders dan schrijven we in het engels:

Het woord + -er + than

Smarter than
Faster than
Longer than

Slide 12 - Tekstslide

Spellingsregel: het slimste
Als iemand het grootst/slimst/snelst/etc. is dan  schrijven we in het engels:


The + het woord + -est 

The smartest
The fastest
The longest

Slide 13 - Tekstslide

Vergelijkingen - comparisons
Dus:
He is smarter than her


Slide 14 - Tekstslide

Vergelijkingen - comparisons
Dus:
He is smarter than her,

But I am the smartest.

Slide 15 - Tekstslide


She is faster than him
but I am.......

Slide 16 - Open vraag


I am smarter than you,
but the teacher is..........

Slide 17 - Open vraag

Vergelijk deze woorden eens met elkaar:
Smart (smarter-smartest)
Fast (faster-fastest)
Short (shorter - shortest)


Beautiful (more beautiful - most beautiful)
Interesting (more insteresting - most interesting)
Powerful (more powerful - most powerful)

Slide 18 - Tekstslide

Vergelijk deze woorden eens met elkaar:
Smart (smarter-smartest)
Fast (faster-fastest)
Short (shorter - shortest)


Beautiful (more beautiful - most beautiful)
Interesting (more insteresting - most interesting)
Powerful (more powerful - most powerful)

Bij lange woorden gebruik je geen -er/-est maar more en most

Slide 19 - Tekstslide


New York is ____________ city in the USA.
A
the biggest
B
most big

Slide 20 - Quizvraag


That building is ___________that house.
A
longer than
B
more long

Slide 21 - Quizvraag


New York is the_____________city on the planet!
A
beautifulest
B
most beautiful

Slide 22 - Quizvraag


That is __________ building I've ever seen!
A
the tallest
B
most tall

Slide 23 - Quizvraag


He is ___________than her. 
A
powerfuller
B
more powerful

Slide 24 - Quizvraag


That snake is ___________than any other animal.
A
dangerouser
B
more dangerous

Slide 25 - Quizvraag


 Is taking the subway _______ (cheap) taking a taxicab?
A
cheaper than
B
more cheap than
C
the cheapest
D
the most cheap

Slide 26 - Quizvraag


Travelling by taxi is ___________ (expensive) travelling by bicycle.
A
expensiver than
B
more expensive than
C
the expensivest
D
the most expensive

Slide 27 - Quizvraag


Je kunt in het Engels vergelijkingen maken in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Homework
3.2 listening - ex. 5, 6, 10, 11

Slide 29 - Tekstslide