T4 Grammar recap Formative test Unit 5+6

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Grammar recap Unit 5+6  Formative test

Lesson goals:

•  you know what to learn for the test and where to find it
• you know which grammar items you still need to focus on

A formative test (een oefentoets)

BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN:

 MY / MINE / OF MINE

Je gebruikt bezittelijke voornaamwoorden om aan te geven van wie iets is.

It's my book.

This book is mine.

This is a book of mine.

Dit is mijn boek.

Dit boek is van mij.

Dit is mijn boek.

my   -  mine  -  of mine

your -  yours  - of yours

his    -  his  -     of his

her   -  hers  -  of hers

our   -  ours  -  of ours

their -  theirs  - of theirs

BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN:

 MY / MINE / OF MINE

Underline the correct word in each sentence:

1   I’m Tony and this is mine / my  house.

2  They are my younger brothers and this is their / theirs games.

3  Is this pencil your / yours?

4  This is a friend of mine / my.

.......

are going to

.....

are going to

.......

are going to

.......

am going to

.......

is going to

.......

is going to

.......

is going to

.......

is going to

A formative test (een oefentoets)

• Maak de formatieve toets. ( circa 20 min.) Ga naar GoSocrative: https://www.socrative.com/#login  ->  Voer de 'ROOM NAME': Okolita
• Gebruik je boek of Grammar summary in Studiewijzer Engels als je dit nodig  hebt

• Hoeveel punten heb je gescoord? ->24 punten in totaal (17 punten = 6,0) dit is circa 70%
• Bespreek je toets met de docent of bepaal zelf wat je nog moet leren voor de toets Engels en hoe jij dit gaat doen (zie Studiewijzer Engels of vraag om extra oefenmateriaal op papier)

• Maak Catch up online-> Unit 5 of 6 - zelf oefeningen kiezen

 Leesteksten: Vragen (Questions)

De vragen over de tekst worden gesteld in zowel het Nederlands als in het Engels.

Do you know what these questions mean?

Can you translate them into Dutch?

What is the main point of paragraph 5?

1. Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
2. Wat is het punt van alinea 5?
3. Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
4. Is dat het punt van alinea 5?

What is mentioned about dogs?

1. Wat is er met honden?
2. Hoe worden honden vaak genoemd?
3. Hoe noem je een hond?
4. Wat wordt er gezegd over honden?

What becomes clear in line 17?

1. Dat is duidelijk regel 17.
2. Wie schreef regel 17?
3. Wat wordt er duidelijk in regel 17?
4. Regel 17 lijkt mij duidelijk.

What is true about ........ ?

1. Wat is niet waar over....?
2. Wat klopt/is waar over.......?
3. Wat wordt er duidelijk over?

What can be concluded in paragraph 3 and 4?

1. Welke conclusie wordt er gemaakt?
2. Welke conclusie wordt er duidelijk in alinea 3 en 4?
3. Is dat de conclusie van de tekst?
4. Wat is de conclusie?

point  -> punt/doel

previous->  voorheen, ervoor, recent

fail ->falen, mislukken

often ->vaak

refuse ->weigeren

explains ->legt uit

contradict ->tegengesteld, spreekt tegen

summarises ->in het kort, samengevat

quotations ->citaten

refers to verwijst naar, refereert naar

adolescents-> pubers

increasingly ->in toenemende mate

defined -> bepaald

Veelvoorkomende woorden uit de examenteksten die helpen om de vraag te begrijpen  -->

Wat is het juiste antwoord op de onderstaande vraag?