KL4P2: poëzie: stijlfiguren

KL4P2: poëzie - stijlfiguren
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

KL4P2: poëzie - stijlfiguren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Eufemisme
2. Understatement
3. Litotes
4. Ironie
5. Hyperbool
6. Prolepsis, anticipatie
7. Repetitio
8. Anafoor
9. Tautologie
10. Pleonasme
11. Enumeratie
12. Drieslag
13. Climax; omgekeerde climax
14. Antithese
15. Chiasme
16. Paradox, oxymoron
17. Retorische vraag 
18. Woordspeling
19. Allusie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je hier? Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
Hyperbool
B
Understatement
C
Pleonasme
D
Eufemisme

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antithese

Een antithese  is een stijlfiguur waarbij tegengestelde begrippen worden verbonden. Dit wordt gedaan om een bepaalde eigenschap te versterken of te benadrukken. 


Mooi lijkt immers mooier naast lelijk, goed beter naast slecht.

Voorbeeld: Zij steunden elkaar door dik en dun.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paradox

Een paradox is een schijnbare tegenstelling. 

Een paradox bestaat uit twee dingen die op het eerste gezicht niet kunnen, maar als je er dieper over nadenkt toch wel kunnen.


Een voorbeeld van een paradox is: ‘Kalm aan, en rap een beetje!’. 

Op het eerste gezicht lijkt deze zin niet logisch omdat ‘kalm’ en ‘rap’ een tegenovergestelde betekenis hebben. Wanneer je iets langer nadenkt en de zin nogmaals lees, dan staat er eigenlijk dat iemand snel rustig moet worden.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oxymoron
Speciaal geval van de paradox. Twee tegengestelde begrippen worden gecombineerd. 

De minister hulde zich in een veelzeggend zwijgen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een retorische vraag?
A
Een vraag waarop geen antwoord wordt verwacht
B
Een vraag waarop je geen antwoord kunt geven
C
Een vraag waar je niets van snapt
D
Een vraag die je niet mag stellen

Slide 7 - Quizvraag

Voorbeeld:

Doe je voorzichtig?
Welk stijlfiguur herken je hier?
'In Nederland regent het 29 van de 30 dagen.'
A
Litotes
B
Eufemisme
C
Paradox
D
Hyperbool

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je hier? 
'We kunnen hier lang of kort over praten.'
A
Paradox
B
Hyperbool
C
Antithese
D
Eufemisme

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het stijlfiguur waarbij je het belangrijkste voorop plaatst, heet...
A
Anafoor
B
Repetitio
C
Anticipatie
D
Prolepsis

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Prolepsis, anticipatie, anafoor, repetitie
  • Prolepsis (Die leraar, die wil ik nooit meer zien!)
  • Anticipatie (Wie is er niet groot mee geworden, met Calvé pindakaas)
  • Repetitio (Nee, nee en nog eens nee!)
  • Anafoor ("Zonder jou is alles in mijn leven killer. Zonder jou is alles plotseling veel stiller. Zonder jou is wat voorheen vertrouwd was, niet vertrouwd.”)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De drieslag, een opsomming van drie woorden, zinnen of zinsdelen:
Bloed, zweet en tranen

De climax, een steeds sterker wordende reeks:
Je hebt goed, je hebt beter, je hebt het beste (reclame van een advocatenkantoor)

De omgekeerde climax, een steeds zwakker wordende reeks:
Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, ach, best wel goed eigenlijk.


Drieslag, climax, omgekeerde climax

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je?

'Hij staat daar maar eenzaam en alleen op de hoek van de straat te wachten.'
A
Eufemisme
B
Hyperbool
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je?

'De dagen verstrijken in een lichte waas, we worden dronken zonder ook maar een druppel te drinken.'
A
Ironie
B
Understatement
C
Hyperbool
D
Paradox

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een oxymoron en een paradox zijn hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je?

'De man heet Alexandros, een kleine, blonde, getaande, jonge, vikingachtige figuur die de hele dag in de weer is met het verzorgen van zijn harem.'
A
Drieslag
B
Repitio
C
Prolepsis
D
Enumeratie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een understatement?
A
Een beeldspraak waarbij je beeld gebruikt
B
Een stijlfiguur waarmee je bewust iets extra sterk uitdrukt
C
Een stijlfiguur waarmee je iets bewust minder sterk uitdrukt
D
Een stijlfiguur waarmee je meerdere dingen opsomt achter elkaar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eufemisme
Eufemisme: Verzachtende uitdrukking (je gebruikt een eufemisme om een pijnlijke situatie te verzachten, of om te voorkomen dat je iemand kwetst).

'Een deel van het personeel zal moeten afvloeien.'
'Helaas moest hij zijn oude zieke hond laten inslapen.'

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Understatement

Understatement: afzwakking, die versterkend werkt


Je zegt: 'Zij heeft wel een paar centen';

Je bedoelt: 'Zij is rijk'.


Een bijzondere vorm van een understatement is de litotes. Daarmee ontken je het tegenovergestelde.


Voorbeeld: Ze zijn niet arm.

Je bedoelt: Ze zijn rijk.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ironie

Ironie is eigenlijk milde spot. Je wilt mensen er niet met opzet mee kwetsen.


Typisch voor ironie is, dat het tegengestelde gezegd wordt van dat wat men bedoelt. Je merkt aan de overdreven toon, dat de spreker het niet ernstig, maar ironisch meent.



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Voor de dieren, de planten en de mensen die er tot dan toe hadden geleefd, was het de apocalyps geweest.'
Welk stijlfiguur herken je?
A
Enumeratie
B
Ironie
C
Drieslag
D
Understatement

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je?
A
Paradox
B
Woordspeling
C
Oxymoron
D
Chiasme

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies