Module 2 Woordenschat & Spelling

Herhaling
Module 2 spelling
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Herhaling
Module 2 spelling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Regels
Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling: achter + licht = achterlicht. Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: -(e)n-, -e- of -s-.


Slide 4 - Tekstslide

Zo bepaal je of je een -(e)n- moet toevoegen
Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden: berenkuil, vriendendienst.
 

Schrijf geen -(e)n- (maar soms wel -e-) in deze gevallen:
- Het eerste deel heeft geen meervoud: roggebrood, benzinelucht.
- Het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is: zonnestraal.
- Het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s: (asperge – asperges) aspergesoep, (ziekte – ziekten/ziektes) ziektekiem.
- Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: blindedarm, huilebalk, drinkebroer.
- Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: boordevol, reuzegroot.





Slide 5 - Tekstslide

Zo bepaal je of je een -s- moet toevoegen
- Als je in een samenstelling een -s- hoort, dan schrijf je die ook:
machtsvertoon, passagierslijst.

Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang dan het tweede deel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de -s- alleen als je hem bij de vervanging hoort:
machtsstrijd, want machtsvertoon; passagiersschip, want passagierslijst.
Maar: slotceremonie, want slotalinea.

Slide 6 - Tekstslide

Samenstellingen:
-e of -en?

Slide 7 - Tekstslide

Als het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is:

heeft dat woord een meervoud op -(e)n? Dan een tussen -(e)n.
tomatensoep (tomaat - tomaten)
lerarenkamer (leraar - leraren)
Als het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is:

heeft dat woord een meervoud op -(e)n? 
Dan een tussen -(e)n.

tomatensoep (tomaat - tomaten)
kattenluikje (kat - katten)

Slide 8 - Tekstslide

Als het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is:

heeft dat woord een meervoud op -s óf -(e)n en -s? Dan geen tussen -(e)n!
aspergesoep (asperge - asperges)
secondewijzer (seconde - secondes/seconden)
Als het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is:

heeft dat woord een meervoud op -s óf -(e)n en -s? 
Dan geen tussen -(e)n!

aspergesoep (asperge - asperges)
secondewijzer (seconde - secondes/seconden)

Slide 9 - Tekstslide

Nog wat regels

  • soms plak je woorden gewoon aan elkaar: luisteren!
laptoptas, fietspomp, trouwring

  • het woord is enig in zijn soort: geen tussen -n
maneschijn, zonnestraal, Koninginnedag

  • het woord heeft geen meervoud: geen tussen -(e)n
rijstevlaai, roggebrood, benzinepomp

Slide 10 - Tekstslide


  • het eerste deel is geen zn, maar een bn of ww:
    geen tussen -(e)n 
    rodekool, platteland, spinnewiel, rijkelui, blindedarm

  • het eerste deel is een versterkend woord
    reuzeleuk, hartewens, apetrots

  • er is sprake van een versteende uitdrukking  
    bullebak, boordevol

Slide 11 - Tekstslide

Sommige samenstellingen hebben een tussen -s.
De regel?
Hoor je een -s, dan schrijf je een -s!

Station + winkel = stationswinkel
Verkeer + boete = verkeersboete

Kun je het niet horen, dan vervang je het tweede woord door een ander:
dorpsstraat, want dorpsplein

Slide 12 - Tekstslide

Welk woord is juist?
A
hoogtevrees
B
hoogtenvrees

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is juist
A
zonnenbank
B
zonnebank

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is juist?
A
paddestoel
B
paddenstoel

Slide 15 - Quizvraag

Maak van de volgende woorden samenstellingen.

rijst+pap

Slide 16 - Open vraag

Maak van de volgende woorden samenstellingen.

beveiliging + systeem

Slide 17 - Open vraag

Maak van de volgende woorden samenstellingen.

aap + trots

Slide 18 - Open vraag

Maak van de volgende woorden samenstellingen.

fabriek + spullen

Slide 19 - Open vraag

Maak van de volgende woorden samenstellingen.

veld + slag

Slide 20 - Open vraag

Maak van de volgende woorden samenstellingen.

zon + bril

Slide 21 - Open vraag

Maak van de volgende woorden samenstellingen.

paard + stal

Slide 22 - Open vraag

Maak van de volgende woorden samenstellingen.

groente + soep

Slide 23 - Open vraag

Maak van de volgende woorden samenstellingen.

kat + bak

Slide 24 - Open vraag

Maak van de volgende woorden samenstellingen.

volk + zanger

Slide 25 - Open vraag

Maak van de volgende woorden samenstellingen.

beroep + test

Slide 26 - Open vraag


gedachte + spinsels

A
gedachtespinsels
B
gedachtenspinsels
C
gedachtesspinsels

Slide 27 - Quizvraag


boek + bon

A
boekebon
B
boekenbon

Slide 28 - Quizvraag


reus + idee

A
reuzenidee
B
reuzeidee
C
reuze-idee

Slide 29 - Quizvraag


lachen + bek

A
lachebek
B
lachenbek

Slide 30 - Quizvraag


station + chef

A
stationchef
B
stationschef

Slide 31 - Quizvraag

Welk woord vul je in?
Deze Mars is voor de ..... die het juiste antwoord raadt.
A
eersten
B
eerste

Slide 32 - Quizvraag

Welke woorden vul je in?
De .... zullen de ..... zijn.
A
laatsten - eerste
B
laatste - eerste
C
laatsten- eersten
D
laatste - eersten

Slide 33 - Quizvraag

Welk woord vul je in?
De ...... van jullie hebben goed gewerkt vandaag.
A
meesten
B
meeste

Slide 34 - Quizvraag

Welk woord vul je in?
De ..... kinderen trapten in de 1 aprilgrap van de docent.
A
meeste
B
meesten

Slide 35 - Quizvraag

Vul het juiste woord in.
Dracula's hart werd doorboord met een ... spies
A
houten
B
houte

Slide 36 - Quizvraag

Welk woord is fout gespeld?
A
zeeën
B
bacteriën
C
knieën
D
symfoniën

Slide 37 - Quizvraag

Een zelfstandig naamwoord dat eindigt op -ie of -ee krijgt in het meervoud -ën als
A
de klemtoon op de laatste lettergreep valt
B
de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt

Slide 38 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Een samenstelling is een woord dat bestaat uit twee of meer zelfstandig naamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quizvraag

Hoe noem je een woord waarvan niet alle delen zelfstandig kunnen voorkomen?
A
Een onzelfstandig naamwoord
B
Een afleiding
C
Een derivatie

Slide 40 - Quizvraag

Samenstelling
Afleiding
meisjesachtig
meisjeskamer
heiïg
ontmoedigd
bloemetje
bloemenvaas
hondenhok
lampenkap
verlichting
paasei

Slide 41 - Sleepvraag

Als er klinkerbotsing ontstaat, gebruik je bij
Om klinkerbotsing te voorkomen, gebruik je:

-bij samenstellingen een koppelteken (auto-ongeluk, milieu-inspectie)

- bij afleidingen een trema (beïnvloed, coördinatie)

Slide 42 - Tekstslide

Welk woord is juist geschreven?
A
ski-ervaring
B
skiërvaring

Slide 43 - Quizvraag

Juist geschreven
Niet juist geschreven
koffieautomaat
galaavond
naäpen
astma-aanval
cadeauidee
geemmer
judoën
live-uitzending

Slide 44 - Sleepvraag

Plaats het juiste leesteken bij het sterretje.

Ik ga op vakantie naar Griekenland * ik kijk daar enorm naar uit.
A
,
B
:
C
;

Slide 45 - Quizvraag

Plaats het juiste leesteken bij het sterretje.

Op dat moment vroeg de docent * 'Je zit toch niet op je telefoon, Roan?'
A
,
B
:
C
;

Slide 46 - Quizvraag

Plaats het juiste leesteken bij het sterretje.

Voordat je gaat * wil ik je iets vertellen.
A
,
B
:
C
;

Slide 47 - Quizvraag

Plaats het juiste leesteken bij het sterretje.

Deze kleuren vind ik het mooist * blauw, groen en paars.
A
,
B
:
C
;

Slide 48 - Quizvraag

Geef bij de volgende vragen telkens aan wat het onjuist gespelde woord is

Slide 49 - Tekstslide


A
minister-president
B
hogedrukgebied
C
tweeëndertig
D
geällieerd

Slide 50 - Quizvraag


A
coördinator
B
assistent-bedrijfsleider
C
étage
D
Zuid-Amerika

Slide 51 - Quizvraag


A
Pasen
B
peremoes
C
paasvakantie
D
baby'tje

Slide 52 - Quizvraag